De Decamerone van Boccaccio | Page 4

Giovanni Boccaccio
genadige donna's, bij mezelf denkend er op let,
hoe gij allen natuurlijk ernstig gestemd zijt, zoo vaak ben ik mij bewust,
dat het tegenwoordige werk, naar uw oordeel, een ernstigen en droeven
oorsprong moet hebben gelijk de smartelijke herinnering aan de
voorbijgegane, pest verbreidende sterfte in het algemeen hinderlijk is
voor ieder, die deze mocht zien of op andere wijze kennen. Het boek
bevat vooraan deze herinnering. Maar ik wil niet, dat dit u zal
afschrikken er meer van te lezen, alsof gij altijd onder tranen en
zuchten met de lectuur zoudt moeten voortgaan. Dat vreeselijke begin
zal u niet anders aandoen dan een ruwe en steile berg reizigers treft,
wanneer een zeer schoone, zachte en aangename rustplaats volgt, welke

hun des te behagelijker zal zijn, naarmate de moeite van het bestijgen
en afdalen daarvan grooter is geweest. En gelijk het uiterste van
vreugde smart inhoudt, zoo worden de verdrietelijkheden door daarop
volgende vreugde beëindigd. Op dit korte verdriet (ik zeg kort, omdat
dit in weinige woorden vervat is) volgt spoedig het genoegen en het
genot, dat ik u bij voorbaat had beloofd en dat misschien bij een aldus
gemaakt begin niet verwacht zou worden, indien ik het niet had
vermeld. Inderdaad, indien ik op fatsoenlijke manier op een andere
wijze had kunnen komen tot wat ik verlang dan langs het ruwe pad,
waarover ik dit doe, dan had ik het graag gedaan, maar daar ik de
oorzaak, door welke de dingen geschiedden, die later zullen gelezen
worden, niet kon verklaren zonder die herinnering, breng ik mijzelf, als
door noodzakelijkheid gedwongen, er toe om dit te beschrijven.
Ik zeg dus, dat de jaren sinds de Onbevlekte Ontvangenis van Gods
Zoon al gestegen waren tot het getal dertienhonderd achtenveertig, toen
in de zeer goede stad Florence, schooner dan elke andere Italiaansche,
de moorddadige pestziekte uitbrak, welke door den invloed der
hemellichamen of voor onze zondige daden door Gods gerechten toorn
onder de stervelingen gezonden, eenige jaren te voren in het Oosten
ontstond, een ontelbaar aantal levenden wegrukte en zonder oponthoud
van de eene plaats naar de andere voortgaande, zich op allertreurigste
wijze naar het Westen heeft verbreid. [4] En hiertegen hielp geen
enkele wetenschap noch menschelijke wijsheid, hoe de stad ook
gezuiverd werd van veel onreinheid door de beambten, behalve van die,
waarvan het reeds voorgeschreven was en evenmin baatte het, dat het
aan elke zieke verboden was de stad binnen te gaan. De vele
raadgevingen geschonken voor het behoud van de gezondheid, en ook
de nederige smeekbeden, niet ééns maar vele keeren zoowel in
geordende processies als op andere wijze tot God gericht door vrome
menschen, hielpen niets. Omstreeks het begin van de lente van het
voornoemde jaar begon de pest op vreeselijke wijze en op
wonderbaarlijke manier haar treurigen invloed te toonen. Zij woedde
niet, gelijk zij in het Oosten had gedaan, waarbij ieder, dien het bloed
uit den neus kwam, dit een zeker teeken was van onvermijdelijken
dood, maar bij het begin der ziekte ontstonden of in de lies of onder de
oksels--bij mannen als vrouwen op gelijke wijze--zekere gezwellen,

van welke enkelen groeiden als tot een gewone appel, anderen als tot
een ei, bij eenigen meer en bij anderen minder, welke de menschen uit
het volk pestbuilen noemden. Van de twee genoemde lichaamsdeelen
uit begon in korten tijd de reeds gezegde doodelijke pestbuil,
onverschillig waar, in een deel er van te ontstaan en op te komen en
daarna begon het uiterlijk van genoemd ziekteverschijnsel te
veranderen in zwarte of loodkleurige vlekken, welke onder de armen en
op de heupen en op elk ander lichaamsdeel verschenen, bij dezen groot
en weinig, en bij genen klein en veelvuldig. En daar de pestbuil het
eerst was geweest en nog was het zekere teeken van naderenden dood,
zoo waren die vlekken het ook bij elk, bij wien zij zich vertoonden. Het
scheen, dat tot genezing van dit soort ziekte noch raad van een dokter,
noch kracht van welk medicijn ook waarde had of verlichting bracht,
daar of de aard van den ramp het niet toeliet, of daar de onwetendheid
der geneeskundigen (van welke buiten de wetenschappelijke het aantal
zoowel van mannen als vrouwen, die nooit de medicijnen hadden
gestudeerd, enorm was geworden) de oorzaak niet kon verklaren. Daar
men bij gevolg het noodige geneesmiddel er niet voor koos, herstelden
er niet slechts maar weinigen van, maar ongeveer allen binnen drie
dagen sinds de verschijning van genoemde teekens, die wat eerder,
gene wat later, en de meesten zonder koorts of er bij komende
omstandigheden, stierven.
En de kracht van die pest was nog grooter, omdat zij van de zieken
door gemeenschappelijk samenzijn zich op de gezonden wierp, op
dezelfde wijze als het vuur doet bij droge voorwerpen of gewrevenen,
als zij het dicht genoeg zijn genaderd. En er was een nog grooter kwaad
n.l.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 343
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.