De Boe Hedma in Zuid-Tunis | Page 5

Ch. Maumené
en je kameel."
Dit kleine vrouwtje, dat voor de eerste maal van haar leven tot een vreemde spreekt, heeft er dadelijk alles van begrepen, leunt tegen haar kameel en neemt de natuurlijkste houding aan, dus de meest boersche, met haar melkpot in de hand en haar voet in de lucht, klimt dan op het dier, gaat languit liggen tusschen den last, laat haar lange beenen zien, zet haar voeten stevig vast, schikt haar katoenen jurkje en verdwijnt in de vlakte.
Wij vertrokken uit Bir Saad naar Sakket, het dorp van de Oeled Boe Saad, die niet als de anderen nomaden zijn, maar vaste woonplaatsen hebben. Het zijn bergbewoners, die tuinen met olijven en vijgen onderhouden en in huizen wonen. Hun berg, die zich ver van het Oosten naar het Westen uitstrekt, wordt gevormd door een opeenvolging van terreinplooien, en om er in door te dringen, moet men door den khrangat Toeninn of een pas van Toeninn gaan. Het voetpad van Bir Saad naar Sakket schijnt tegen een enorme rots aan te loopen van zestig meter hoog met verticale wanden; uit de verte reeds vraag ik mijzelven af, waar toch het pad verder zal uitkomen. Maar daar komt een kameel te voorschijn uit een spleet in de rots, dan een tweede en ten slotte een heele karavaan. Die schuine spleet, nauwelijks twee meter breed op sommige plaatsen, is het resultaat van eeuwen arbeids van de wadi Toeninn, een rivier, die nu water heeft en dan weer droog is en lang in watervallen van den berg naar beneden is gestort, v����r ze zich er een doortocht door had gebaand. De eenvoudige ingenieurs van den stam hebben het werk van de wadi voltooid, door in de spleet even boven de bedding een trap in zigzag uit te sparen; de bochten zijn een weinig scherp en de steenen glad, ook moet men zeer oplettend zijn, als men te paard zit, om noch zijn schedel, noch zijn knie?n te stooten tegen de rots, maar desondanks gaat alle handel van de streek er door, kameelen, ezels en menschen, olijven, vijgen, wol en koren; het is de groote weg van Sakket naar El A?acha, en door het bergland is het de hoofdweg.
Binnen in het gebied der bergen wordt het aanzien van het land anders, de bedding van de wadi en alle kleine dalen, die erop uitkomen, zijn tuinen, wel geen zeer vruchtbare tuinen, want het terrein bestaat voor een grooter deel uit steenen dan uit aarde, en om den lossen grond, die zoo kostbaar is, vast te houden en te beletten, dat hij met de regens naar het dal afglijde, hebben de menschen van die smalle dalen opeenvolgende terrasjes gemaakt door middel van steenen dammen, die de losse aarde steunen. Op ieder van die terrassen groeien eenige olijf- of vijgenboomen, die zelf zijn vastgezet door een kring van steenen, waardoor ze op hun plaats worden gehouden.
In de bedding van de wadi, te midden van de rotsen, is een put, en natuurlijk bij dien Toeninn een gekrioel van menschen, die water halen en van kudden, die drinken, een bijbelsch tooneeltje, hetwelk zeer amusant is.
Sakket, een groot dorp, waar men is v����r men er aan denkt, vormt na het trekken door al die rotsen een aangename verrassing. Er staan een menigte huizen en in een diepte tusschen de bergen een heele kring van mooie olijven, omringd door afsluitingen van cactusheggen, terwijl verderop langs het dal der wadi Sakket een massa hutten staan van gedroogde steenen, en terrassen zijn aangelegd van aarde. De vier stammen van de Oeled Boe Saad met vaste woonplaatsen, in vier afzonderlijke wijken gescheiden door iets, wat op straten gelijkt, kunnen zich aan beide zijden van de wadi bewegen; een algemeene tint van droge modder is de karakteristieke trek van deze hoofdstad, en de weinige gewitte koepels in deze grijsheid steken sterk af bij deze symfonie van geelgrijs.
Het dorp scheen verlaten, hoewel de huizen open waren; maar dat zijn ze vooreerst omdat er aan de woningen geen deuren zijn, daar het hout zeer schaarsch is en in de tweede plaats omdat er niets te halen is. Ik trad een der huizen binnen, niemand; een ander en weer in een derde, nog altijd niemand! Eindelijk ontdekte ik een ouden man, neergehurkt in een hoek op een binnenplaats; ik riep hem, maar hij bewoog niet; toen ging ik hem schudden, en hij richtte zich op. Nadat hij van den schrik bekomen was, vroeg ik hem den weg naar Boe Hamram, de naburige ksar; hij bracht in antwoord slechts ongearticuleerde klanken uit. Dat is alweer een doofstomme! Met een stukje van een paar stuivers gerustgesteld, bracht hij mij in een huis aan het eind van het dorp, en daar vond ik nog een Oeled Boe Saad, een zonder armen of ten minste met slechts ����n arm! Het is hier een hospitaal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 12
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.