De Aarde en Haar Volken, Jaargang 1877 | Page 8

Not Available
rotsen liepen

uit op een korten ijsdam, dien wij over moesten gaan, waarbij wij aan
de eene zijde het plateau, aan de andere een bijna loodrechten afgrond
hadden. Macdonald hakte gaten in het ijs; en ten kwart voor twee uur,
drukten wij elkander de hand op den hoogston top van den grooten
Pelvoux, nu eindelijk gewonnen.
"Het weder was ons voortdurend zoo gunstig mogelijk geweest. Van
verre en nabij verhieven zich tallooze spitsen en toppen in de heldere
lucht, terwijl geen enkel wolkje het alom stralende licht verduisterde. In
de eerste plaats werden onze blikken geboeid door den koning der
Alpen, door den Mont-Blanc, ruim zeventig mijlen van ons verwijderd;
verder op vertoonde zich de groep van den Mont-Rose. Oostwaarts
verhieven zich lange reeksen van onbekende bergtoppen, stralende in
weergaloozen glans; hun toon werd al flauwer en flauwer, toch
behielden zij al de zuiverheid en scherpte hunner lijnen en omtrekken;
maar het schemerende oog kon eindelijk de bergen niet meer van den
eindeloozen hemel onderscheiden, en aan den verren, verren horizon
smolten zij weg in zachte, blauwe tinten. De Monte-Viso stond daar
voor ons in al zijne grootheid; maar, daar hij nauwelijks veertig mijlen
verwijderd was, konden wij, over zijne rotsmuren heen, eene
nevelachtige massa onderscheiden: dat moest de vlakte van Piemont
zijn. Die blauwe nevel ten zuiden mocht wel de verre
Middellandsche-zee zijn; ten westen zagen wij tot aan gene zijde der
bergen van Auvergne. In bijna alle richtingen overschouwden wij dus
hier een panorama van meer dan honderd mijlen afstands. Niet zonder
moeite wendden wij onze blikken van deze verwijderde punten af, om
acht te geven op hetgeen meer in onze nabijheid was. Mont-Dauphin
was zeer duidelijk zichtbaar; maar wij hadden eenige moeite om La
Bessée te ontdekken; geene andere menschelijke woning was van hier
te bespeuren; alles was rots, sneeuw of ijs. Wij wisten dat de
sneeuwvelden van Dauphiné zeer uitgestrekt waren, maar zoo groot en
wijd uitgestrekt als ze nu bleken te zijn, hadden wij ze ons toch nooit
voorgesteld.
"Onmiddellijk ten zuiden van Château-Queyras, bijna tusschen ons en
den Viso, verhief zich een prachtige berggroep van zeer aanzienlijke
hoogte. Een weinig meer zuidwaarts verrees een andere, onbekende top,
schijnbaar nog hooger; en niet zonder verwondering ontdekten wij in
onze nabijheid nog een anderen berg, die den top waarop wij stonden in

hoogte overtrof. Althans dit kwam mij zoo voor; Macdonald hield
echter dien berg voor lager dan de Pelvoux, en Reynaud dacht dat hij
omstreeks even hoog was.
"Deze berg was niet meer dan twee mijlen van ons verwijderd;
tusschen hem en ons gaapte een vreeselijke afgrond, waarvan wij den
bodem niet konden zien. Aan de overzijde van dezen afgrond verrees
een kolossale piek, met loodrechte wanden, zoo steil, dat de sneeuw er
niet op kon blijven liggen, zwart als de nacht, vol uitstekende scherpe
punten, en uitloopende in een smallen, spitsen top. Wij wisten niet,
welke berg dat was, daar wij die streek niet hadden bezocht. Naar onze
meening, moest La Bérarde beneden in den afgrond liggen, die zich
voor onze voeten opende; maar inderdaad lag dit dorp aan gene zijde
van dien anderen berg, die ons naderhand bleek de hoogste top van de
geheele groep te zijn, op de fransche kaarten aangeduid als de Pointe
des Ecrins. Van La Bessée of Vallouise is deze top echter geheel
onzichtbaar en verborgen achter den Pelvoux.
"Eindelijk maakten wij ons gereed om af te dalen en terug te keeren
naar Sémiond, dien wij bij de rotsen hadden achtergelaten. Ik liet
sneeuw smelten, en maakte het water aan de kook om thee te zetten. Na
een sigaar gerookt te hebben, zagen wij dat het tien minuten over drieën
was, en mitsdien hoog tijd om de reis te hervatten. De tocht door de
sneeuw duurde vijf-en-twintig minuten; wij moesten ons eenige
inspanning getroosten en gleden telkens uit; toen begonnen wij,
omstreeks vier uur, langs de rotsen af te klimmen. Om acht uur zou het
volslagen duister zijn; wij hadden dus geen oogenblik te verliezen en
gunden ons geen rust. Dit gedeelte van den tocht onderscheidde zich
door niets bijzonders. Wij hielden ons dicht bij den gletscher, dien wij
op dezelfde plaats als des morgens overstaken. Het verlaten van den
gletscher was ruim zoo moeilijk en zoo gevaarlijk als de overtocht. De
oude Sémiond had zonder ongeval de bezwaarlijke operatie volbracht;
ook Reynaud; maar Macdonald, die hen volgde, gleed uit terwijl hij een
groot ijsblok trachtte te beklimmen; ware hij niet stevig aan het touw
vastgebonden geweest, dan zou hij onmiddellijk in een diepe kloof
verdwenen zijn.
"Toen wij eindelijk allen weer op vasten bodem stonden, was het bijna
geheel duister geworden; maar toch voedde ik nog de hoop, dat wij
vóór den nacht onze rots zouden bereiken, om daar te kunnen

overnachten. Macdonald was daaromtrent minder gerust; en hij had
gelijk,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 327
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.