van contreforten en bolwerken.
Uren lang moesten wij onophoudelijk klimmen, waarbij wij ons
dikwijls vergisten en dan genoodzaakt waren weer af te dalen.
"Al klimmende, was de bergketen achter ons langzamerhand gedaald:
over de toppen heen, konden wij in de verte den majestueusen
Monte-Viso onderkennen. Inmiddels verliep de tijd: de uren volgden
elkander snel op, en nog altijd was er geene verandering te bespeuren.
Om twaalf uur hielden wij stil om te ontbijten, terwijl wij onze blikken
lieten dwalen over het indrukwekkende panorama, dat zich hier voor
ons uitbreidde: met uitzondering alleen van den Viso, waren alle
bergtoppen die wij konden zien lager dan de plek, waar wij ons
bevonden; wij overzagen eene onmetelijke ruimte, een oceaan van
bergspitsen, rotsen en sneeuw. Toch verhieven zich de bolwerken en
contreforten van den geweldigen berg nog altijd boven ons, en
algemeen hielden wij ons overtuigd, dat wij dien dag den top van den
Pelvoux niet zouden zien. De oude Sémiond was ons een voortdurende
ergernis: zoodra een van ons een oogenblik stilstond om zich te
oriënteeren, begon hij te lachen en zeide met domme zelfvoldoening:
"Wees niet bang, volg mij maar."
"Eindelijk kwamen wij aan eene steile glooiing, geheel met losse
steenen en blokken bedekt, die nergens een vast steunpunt voor den
voet aanboden, Reynaud en Macdonald klaagden over vermoeienis en
stelden voor, hier te blijven overnachten. Echter ontdekten wij een punt,
waar wij verder konden komen; en een onzer, ik weet niet meer wie,
riep eensklaps: "Kijkt eens naar den Viso!" En inderdaad scheen het, of
de berg beneden om lag. Wij begonnen dus weer met frisschen moed te
klauteren, en eindelijk zagen wij den kop van den gletscher, ter plaatse
waar hij van het hoogste plateau afdaalt. Dit gezicht vervulde ons met
nieuwe hoop, die ditmaal niet bedrogen werd; met een luiden
vreugdekreet begroetten wij de verschijning der zoo vurig begeerde
sneeuwvelden. Eene breede kloof gaapte nog tusschenbeiden, maar wij
ontdekten eene brug, en ons aan elkander vastbindende, trokken wij in
eene rij achter elkander veilig daarover heen. Terwijl wij ons op die
natuurlijke brug bevonden, verhief zich een fraaie, geheel met sneeuw
bedekte bergtop voor ons. De oude Sémiond riep eensklaps:
"De pyramide! Ik zie de pyramide!
--Waar dan, Sémiond, waar?
--Daar, op den top van dien berg."
"En waarlijk, daar stond de pyramide, die hij ruim dertig jaar geleden
mede had helpen oprichten. Maar waar is dan toch de piek des Arcines,
die wij moesten zien? Die was nergens te bespeuren. Wij zagen niets
dan eene uitgestrekte sneeuwvlakte, begrensd door drie lagere toppen.
Een weinig teleurgesteld en ontmoedigd, trokken wij voort naar de
pyramide, zeer spijtig dat wij geen anderen top konden beklimmen;
maar nauwelijks hadden wij tweehonderd schreden in die richting
afgelegd, of daar zagen wij aan onze linkerhand een prachtigen witten
kegel, die tot dusver door een sneeuwheuvel aan ons oog was
onttrokken. "De piek des Arcines!" riepen wij verrast uit, en vroegen
tegelijk aan Sémiond of die top ook, voor zoo ver hij wist, reeds
vroeger was bestegen geworden. Hij wist niets anders, dan dat die top
daar voor ons de Pyramide heette, en dat hij dertig jaar geleden, enz.
enz.; ook wist hij dat sedert dien tijd niemand dien top had
beklommen.--"Dan is alles in orde. Rechts-om-keert!" riep ik, en
dadelijk wendden wij ons rechts, en begaven ons naar den kegel, terwijl
de arme Sémiond nog eenige zwakke pogingen aanwendde om ons naar
zijne geliefde pyramide mede te troonen. Nauwelijks hadden wij een
eind wegs afgelegd, of wij stuitten tegen den rand van een smallen dam,
die de beide toppen verbond, en die een fraaien hollen boog vormde.
Wij waren onzes ondanks gedwongen, op onze schreden terug te keeren.
Sémiond, die de rij sloot, maakte zich los van het touw en weigerde
verder mede te gaan; het was te gevaarlijk, zeide hij en sprak van
spleten en kloven. Wij bonden hem weder vast, en hervatten onzen
tocht. De sneeuw was zeer zacht, wij zakten er altijd tot aan de knieën
en somwijlen tot den gordel in; maar eene fiksche beweging van voren
naar achteren maakte ons telkens weer vrij. Zoo kwamen wij aan den
voet van de hoogste piek. Daar de dam ter linkerhand ons beter en
veiliger toescheen, dan die waarop wij ons nu bevonden, beschreven
wij een halven cirkel om dien dam te bereiken. Ter hoogte van vijftig el
onder den top, staken eenige rotsen boven de sneeuw uit. Wij
klauterden, al kruipende, daar tegen op, en lieten onzen drager achter,
die gansch niet op zijn gemak was. Toen ik hem verliet, kon ik niet aan
de verzoeking weerstaan, om hem te wenken ons te volgen, en hem toe
te roepen: "Wees niet bang, volg mij;" maar hij luisterde daar niet naar
en liet zich niet overhalen om den top te beklimmen. De
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.