of de aarde een bol of
een plat vlak was, en of het, door steeds westwaarts te zeilen, mogelijk
zou zijn het vasteland van Azië te bereiken, dat ver weg in het Oosten
lag.
De prior van het klooster was een geleerd man en had grooten invloed
aan het hof, daar hij, zooals dat in die dagen veelal het geval was, een
hoogen rang bekleedde. Hij toonde zulk een levendige belangstelling in
Columbus en zijn onderneming, dat hij hem overhaalde zijn zoon
Diego in het klooster ter opvoeding achter te laten, en gaf hem brieven
van aanbeveling mede voor den biechtvader van koningin Isabella.
Door dit bezoek en door alles, wat voor zijn kind gedaan was, zette
Columbus de reis naar Cordova vroolijk en opgeruimd van geest voort.
Het militair vertoon, dat Columbus in het kamp te Cordova zag, was
verbazingwekkend. De luister van het hof van Castilië en die van het
hof van Arragon waren er vereenigd. De geheele ridderschap van
Spanje was op dat groote veld bijeen, en prachtig uitgedost met
schitterende wapenrusting en prachtig gevolg. De tenten stonden in de
rondte, en 't was of men een groote stad zag. Blinkende wapens en
wuivende pluimen zag men overal, terwijl de muziek van de militaire
troepen de lucht vervulde.
Maar al deze pracht was niets voor Columbus in vergelijking met de
plannen, waarvan zijn geest vol was. Hij gaf zijn brief aan Fernando
Talavera, den kapelaan van de koningin. Talavera was een trotsch
prelaat, koel en onspraakzaam. Ternauwernood ontving hij Columbus
beleefd, luisterde met blijkbaren weerzin naar het verhaal van het plan,
dat hij kwam voorstellen, en liet hem gaan met de woorden:
"Mij dunkt, dat het zeer indringend zou zijn thans, nu hare majesteit
door al de zorgen voor dezen veldtocht gedrukt wordt, met een plan bij
haar te komen, dat in de lucht hangt."
De verschijning van Columbus was alles behalve indrukwekkend. Zijn
kleeren zagen er armoedig en kaal uit, en hij was door teleurstelling
terneergeslagen. Maar het gerucht zijner plannen ging als een loopend
vuurtje door het kamp. De hovelingen wezen spottend met den vinger
naar den kalen avonturier als een, die onmetelijke rijken bezat met
millioenen inwoners, die hij aan de koningen van Spanje ten geschenke
wilde geven.
Columbus wist niet, wat hij doen of waar hij gaan moest. Hij bleef te
Cordova talmen, terwijl het Spaansche leger optrok, om de laatste
schuilplaats van de Mooren in de provincie Granada aan te tasten. Hij
hield zich overtuigd, dat de overwinning de koninklijke banieren
volgen zou, en dat er dan misschien gelegenheid zou zijn, om met zijn
verzoek voor den dag te komen. In den herfst keerden Ferdinand en
Isabella in triomf terug. Zij vestigden hun hof voor den winter te
Salamanca, bijna 300 mijlen van Cordova. In dien tusschentijd vond
Columbus, die geen gehoor bij de koningin kon krijgen, een sober
bestaan in het teekenen van landkaarten en plans.
De tooneelen, die toen te Cordova en in zijn omstreken voorvielen,
hadden de beroemdste mannen uit alle deelen van Spanje derwaarts
gelokt. Dit bood Columbus de gelegenheid aan, om met de geleerdste
mannen in aanraking te komen. Schrandere personen ontvingen een
diepen indruk van de waardigheid waarmee hij zich gedroeg, van de
diepte zijner overtuiging, van zijn uitgebreide kennis en de boeiende
welsprekendheid, waarmede hij zijne meeningen bepleitte. Soms had
hij het genoegen den bijval van den een of ander te verwerven.
Een verstandig en vermogend heer begon zooveel belang in Columbus
te stellen, dat hij hem uitnoodigde ten zijnent te komen en zijn gast te
zijn. Deze heer stelde hem aan den nuncius van den paus, Antonio
Geraldini, en aan andere heeren voor, die in den staat of aan 't hof
hooge betrekkingen bekleedden.
Terwijl hij zoo in nutteloos oponthoud zijn tijd te Cordova zoek bracht,
verbond hij zich met een dame dier plaats. Zij heette Beatrix Enriquez
en was van adel, maar niet rijk. Zij werd de moeder van zijn tweeden
zoon, Fernando, die in het volgende jaar, 1487, geboren werd, en die,
na zijn dood, zijn levensgeschiedenis schreef.
Columbus volgde het hof naar Salamanca. Hier werd hij aan den
aartsbisschop van Toledo voorgesteld, den grootkardinaal van Spanje.
Deze beroemde kerkvorst had zooveel invloed bij den koning en de
koningin, dat men hem den derden koning noemde. Meer en meer werd
hij zoo overtuigd van de kracht der bewijzen, waarmee Columbus zijn
plannen verdedigde, dat hij er in toestemde hem in de koninklijke
tegenwoordigheid te brengen.
Het eerst werd hij waarschijnlijk bij Ferdinand toegelaten. De
koninklijke luister kon Columbus niet van zijn stuk brengen, en met
groote welsprekendheid beval hij zijn zaak aan. De koning was een
sluw, scherpzinnig man, dien men niet gemakkelijk onder den invloed
van romantische droomen brengen kon. Hij luisterde met wijsgeerige
koelheid naar den opgewonden pleiter.
De eerzucht van den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.