van dien Raad lieten zich gunstig over de plannen
van Columbus uit. Maar de uitspraak van de meerderheid was er beslist
tegen. Men berichtte den koning, dat zijne plannen zoo ongerijmd
waren, dat ze verdere bespreking onwaard moesten heeten.
Toch was de koning onvoldaan, want de door hem verkregen indruk
was te sterk, om zoo maar gemakkelijk uitgewischt te worden.
Bovendien verminderde het feit, dat de grootste wijsgeeren Columbus'
meeningen deelden, den indruk van het ingediende Verslag. Toen had
de koning de laagheid tot een zeer onteerenden maatregel over te gaan.
Hij zond heimelijk een vloot uit. Deze heette naar de Kaap-Verdische
eilanden te gaan. Gebruik makende van al de inlichtingen, die
Columbus hem gegeven had, gaf hij den kapitein het heimelijk bevel,
om maar moedig het spoor te volgen, dat Columbus aangegeven had,
hopende op deze wijze zelf de ontdekker te worden. De kapitein volgde
de bevelen op, maar zijn matrozen verloren den moed, daar zij niet
wisten, waar zij op die onbekende wateren heengingen.
Een verschrikkelijke storm brak op den Oceaan los, waardoor hun vrees
tot het uiterste gedreven werd. Met luider stem verklaarden allen, dat
zij weigerden aan zulke gevaren het hoofd te bieden, zoodat de kapitein
genoodzaakt was toe te geven en terug te keeren.
Columbus werd deze schandelijke handelwijze gewaar, die grootelijks
zijne verontwaardiging had opgewekt. Met zijn toorn vermengden zich
aandoeningen van teleurstelling en droefheid, dat het koninklijk hof,
waartegen hij gewoon was geweest met eerbied op te zien, hem zoo
trouweloos had behandeld.
Hij was toen een weduwnaar, en bezat alleen zijn zoon Diego. Zijn tijd
aan de studie en de bevordering zijner ontdekkingsplannen wijdende,
had hij geen gelegenheid, voor zijn geldelijke belangen te zorgen. Hij
voorzag in zijn nederig onderhoud door het vervaardigen en den
verkoop van kaarten. Met Diego verhuisde hij toen naar Genua, zijn
geboorteplaats. Hier moest hij de waarheid van het spreekwoord
ondervinden, dat een profeet in zijn eigen vaderland niet geëerd wordt.
Hij verzocht het Bestuur der stad om hulp voor een onderneming,
welke men algemeen niet alleen noodlottig noemde, maar waarvan de
geleerden te Lissabon reeds gezegd hadden, dat ze geen aandacht waard
was.
"En wie is die Christophorus Columbus?" werd gevraagd. "Wel, hij is
een zeeman uit onze stad", was het antwoord; "de zoon van Dominico
Colombo, een wolkammer. Hij heeft twee broers en een zuster, die hier
in nederige omstandigheden verblijf houden."
Dit maakte aan de zaak bij het trotsche Genueesche hof een einde. Het
verzoek van Columbus werd met verachting afgewezen. Hij kon niet
eens een gepast gehoor krijgen. Nu was hij wel arm, en alleen de hoop
en een aangeboren geestkracht moesten hem staande houden. Eindelijk
besloot hij, na nog vele plannen overdacht te hebben, zijn geluk aan het
Spaansche hof te beproeven.
Hij nam zijn zoon Diego mee, scheepte zich te Genua in, en landde na
een korte vaart te Palos, een kleine Spaansche zeehaven aan den mond
van de Tinto. Ferdinand en Isabella waren toen juist in een oorlog
gewikkeld met de Mooren. Beiden bevonden zich toen met hun leger te
Cordova, bijna honderd mijlen ten noord-oosten van Palos. Daar al hun
krachtsinspanning voor het voeren van den oorlog noodig was, mocht
het oogenblik ongunstig heeten hen te willen overhalen tot een
onderneming, die veel geld moest kosten, en daarenboven twijfelachtig
was.
Met een lichte beurs en een bezwaard gemoed begaf Columbus zich op
weg, om de vele mijlen af te leggen, die hem van de koninklijke
legerplaats scheidden. Hij was bleek, mager en het was hem aan te zien,
dat zorg hem had verteerd. Zijn kleeren waren kaal. Koffers en valiezen
behoefde hij niet mee te sjouwen; alleen droeg hij een klein pakje aan
zijn zijde. De kleine Diego liep aan zijns vaders hand mee.
Zij waren nog maar anderhalve mijl van het dorp Palos af, toen zij bij
een hecht steenen klooster kwamen. Diego had honger en dorst, en
daarom ging de vader in het klooster, om een beker water en een snede
brood voor zijn kind te vragen.
Heel toevallig kwam de prior van het klooster op dat oogenblik aan de
deur. Het beleefd verzoek, de waardige houding en de verstandige
trekken van den vreemdeling maakten diepen indruk op hem. Hij
noodigde Columbus uit binnen te gaan, knoopte een gesprek met hem
aan, en stelde niet slechts groot belang in de nieuwe plannen, die hij te
berde bracht, maar werd door de kracht zijner redeneering volkomen
overtuigd, dat er waarheid in lag. Hij hield Columbus eenige dagen bij
zich, verleende hem al de gastvrijheid, die het klooster schenken kon,
en noodigde hem uit, om met hem een arts uit de buurt op te zoeken,
die in wetenschap uitblonk.
Columbus, de prior en de dokter brachten in de cellen van het stille
klooster La Rabida vele uren door met de vraag
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.