Columbus | Page 6

John S.C. Abbott
koning werd krachtig geprikkeld door het
denkbeeld van de grootheid, die Spanje's deel zou worden, wanneer
men in het doen van ontdekkingen en in het verkrijgen van aanzienlijke
winsten slaagde. Dan zou Spanje een overwicht over alle volken
hebben. Maar Ferdinand was zeer angstvallig en traag in 't besluiten.
Hij riep een Raad van de geleerdste mannen uit Spanje bijeen, om een
onderhoud met Columbus te hebben, zijn plannen aan een nauwkeurig

onderzoek te onderwerpen en hem verslag van hun bevinding te doen.
De bijeenkomst had in het dominicaner klooster van St. Stephanus, te
Salamanca, plaats. De vergadering, op koninklijk bevel bijeen, was
door het aanzienlijk ledental indrukwekkend. Zij bestond uit
hoogleeraren, uit de hoogste waardigheidsbekleeders in de kerk en
staatslieden van den eersten rang. Ieder gewoon mensch zou er tegen
op hebben gezien, om voor zulk een schaar van de geleerdste
sterrekundigen en wereldbeschrijvers te verschijnen. Columbus was blij,
dat hij gelegenheid kreeg zijn plannen, van welker deugdelijkheid hij
overtuigd was, voor te dragen aan wetenschappelijke mannen, die hem,
hieraan twijfelde hij niet, hun bijval zouden schenken.
Maar spoedig ontdekte hij tot zijn groot verdriet, dat zelfs in het
gemoed van de geleerdste mannen, vooroordeel en bijgeloof over de
macht van het verstand kunnen zegevieren. De wijsgeeren en ook de
geestelijkheid voerden bewijzen tegen hem aan, die nu den spotlust
zelfs van de eenvoudigsten zouden opwekken. De volgende woorden
van Lactantius werden aangehaald, omdat zij Columbus' bewering van
de rondheid der aarde zegevierend weerlegden.
"Zou er iemand zoo dwaas wezen te gelooven, dat er tegenvoeters zijn,
menschen, die met hun voeten omhoog en met hun hoofd naar beneden
loopen? Dat er een deel van de aarde bestaat, waar alles 't onderstboven
staat; waar de boomen met de takken naar beneden groeien, en waar het
regent, hagelt en sneeuwt van den grond af naar boven toe? Het
denkbeeld, dat de aarde rond zou zijn, heeft de fabel van de
tegenvoeters in de wereld gebracht; want toen deze geleerden eenmaal
op den dwaalweg waren, verkondigden zij nog meer ongerijmdheden,
waarvan zij de een met de ander verdedigen."
Men verklaarde de plannen van Columbus voor onverstandig, en achtte
ze tevens in strijd met de Schrift. Vol te houden, dat er aan den anderen
kant der aarde menschen woonden, was, werd gezegd, afbreuk doen
aan de geloofwaardigheid van den bijbel. Volgens dit boek stamden
alle aardbewoners van Adam af, derhalve was het onmogelijk, dat
sommigen zoo ver zouden hebben kunnen trekken.

Maar al nam men aan, zoo werd beweerd, dat de aarde rond was, en dat
een schip aan de andere zijde zou kunnen komen, dan zou het toch
nooit terugkeeren, daar er geen wind kon zijn, sterk genoeg, om het
over die onmetelijk groote ronding terug te kunnen brengen.
Deze godgeleerde en wijsgeerige betoogen beantwoordde Columbus
met er waarheden tegenover te stellen, waarmee heden ten dage zelfs
de ongeletterdste vertrouwd is. Ofschoon de vergadering een ongunstig
verslag uitbracht, waren er toch vele leden, die door de woorden van
Columbus zeer getroffen waren. Tot dezen behoorde Diego de Deza, de
latere aartsbisschop van Sevilla. Hij ondersteunde, hoewel vergeefs, de
zaak van Columbus zooveel in zijn vermogen was. De meerderheid gaf
te kennen, dat het zoowel onwaar als kettersch was aan te nemen, dat er
land zou te vinden zijn, als men van Europa naar 't Westen zeilde. Zulk
een verslag werd door een vergadering van de geleerdste mannen nog
maar vierhonderd jaren geleden uitgebracht.

TWEEDE HOOFDSTUK.
EERSTE REIS.
De teleurstelling over den uitslag van de Vergadering te Salamanca was
bitter voor Columbus. Maar toch was het plan er door bekend
geworden, zoodat er allerwege in Spanje over gesproken werd. Stond
de ongelukkige avonturier ook al aan allerlei spotternij bloot, er waren
ook velen, menschen van naam en groote bekwaamheid, die zich
overtuigd hielden, dat zijn vermoeden niet met een grimlach behoorde
beantwoord te worden.
Terwijl dit belangrijk vraagstuk besproken werd, beschouwde men
Columbus als iemand, die bij het gezantschap aan het hof behoorde.
Het was een tijdperk van groote staatkundige beweging. Alle
gemoederen waren vervuld met den hardnekkigen oorlog tegen de
Mooren, die nog maar altijd voortgezet werd. Gedurende den zomer
van 1487 bevonden de koning en de koningin zich bij het leger, om het
gedenkwaardige beleg van Malaga te voeren. Wegens zijn groote

lichaamsgestalte, kon men Columbus overal zien, maar tevens, dat hij
in gepeins, en bijna hopeloos van de eene tent naar de andere liep, en
telkens, als hij een luisterend oor vinden kon, met zijn verzoek voor
den dag kwam. Er lag iets treffends in het voorkomen van dezen
grooten man, in eenvoudig gewaad, maar tevens met waardige houding,
wanneer hij, te midden van dat militaire praalvertoon, zich zwijgend
voortbewoog.
Toen Malaga zich in September overgegeven had, keerde het hof naar
Cordova terug. Achttien maanden lang trok het telkens heen en weer,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 86
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.