Camera Obscura | Page 7

Nicolaas Beets
op brachten. Eigenlijk vroolijke onderwerpen heb ik te geenen tijde door de collega's zien behandelen. Ik zelf heb het nooit verder kunnen brengen dan tot de philosophische beschouwing der Tevredenheid; een geluk, 't welk gewoonlijk door den jongeling voorbij-, en door den man vruchteloos nagestreefd wordt, en dat den grijsaard uitmuntend te pas zou komen, indien zijne lichaamsgebreken hem nog even veroorloven wilden het te genieten; een heel mooi ding die tevredenheid, maar in het volop des kinderlijken geluks vanzelf ingesloten en niet opmerkenswaardig.
Doch om tot de zaak te komen! Van dat volop des kinderlijken geluks dan, schenen wij toentertijde toch niet heel vol, of althans niet zóo vol te zijn, dat wij het moesten uitstorten. Ik heb wel eens gemeend, dat het een onderscheidend kenmerk des echten, waarachtigen geluks zijn zou, dat het de minste behoefte had zich uit te boezemen, terwijl het ongeluk klachten en verluchtingen noodig heeft--om van de tranen niet te spreken. Want de menschen, die altijd den mond van hun geluk vol hebben, heb er ik wel eens op aangezien of zij ook naar een autoriteit zochten die, na gehoord verslag, hun zou verklaren dat zij gelukkig zijn, iets waarvan zij zelf tot nog toe zoo heel overtuigd niet waren. Zij achten zich zóó-zóó, niet ongelukkig, en niet razend gelukkig ook; maar zij schikken het goede in hun lot zoo bij elkander, en stapelen het in redevoeringen, die zij op wandelingen en, zoo gij met hen in ééne kamer slaapt, uit ledekanten, vooral na een goed souper, houden, dat zij u in de verzoeking brengen hen te benijden. Dat verhoogt dan onmiddellijk hun koud geluk tot een hooger temperatuur. Gij slaat een warme hand aan hun thermometer.
Ziedaar een mooie opmerking, die ik gemaakt heb, en die ik met dit mooie physische beeld besluit; maar over 't onderwerp meer nadenkende, heb ik ook wel eens gedacht, of de school dan toch ook de rechte plaats wel was, om het kindergeluk diep te doen gevoelen. Ik weet wel, de meester zit er niet meer met slaapmuts en kamerjapon en een ontzettende plak in den katheder, en brengt ons niet langer door de verschrikkelijkheid zijner oogen en gebaren tot een punt van angst, waarin wij (als de jongen van ouds) zouden willen bekennen, dat wij zelf de wereld geformeerd hadden, maar 't nooit weer zouden doen, liever dan het antwoord schuldig blijven op de eerste vraag van het vrageboek. Wij lezen er ook niet meer, tot onze schrikbarende verveling, de Haarlemmer Courant, van A-Z. (Zijn wij daarom later minder goede politici?) Wij zitten er ook in een goed ruim lokaal, zoo hoog en zoo luchtig, dat het er somtijds aan de beenen tocht; wij hebben er niet zelden het uitzicht op een bleekveld met een appelboom, of op een binnenplaats met een bestekamer. Maar toch, de meester is zoo dik, en de ondermeesters zijn zoo lang, en hunne brillen en bakkebaarden zien er zoo onverbiddelijk uit, en de borden zijn zoo zwart, en de tafels zoo ongezellig, en de kaart van Nederland hangt zóó lang op dezelfde plaats, dat wij er de kleine scheurtjes en inktvlekjes nog beter op weten aan te wijzen, dan de steden der--toen was 't nog 17 provinci?n [6]. Dan hebt ge--nog bloedt mijn hart--de Tafel van Werkzaamheden. Schrikkelijke werkzaamheden, wier optelling aan rekenboeken denken doet, en geographieboeken, en wat voor boeken er al meer zijn, wier blaren heen en weer schuiven in den band, wegens de krampachtige aanraking der wanhopige vingers van jeugdige heeren, die maar niet onthouden kunnen hoeveel koeien er jaarlijks aan de Hoornsche markt komen, en hoeveel inwoners en drukkerijen van Enschedé, en Kostersbeelden, en instituten voor schoolonderwijzers Haarlem heeft; of niet begrijpen kunnen, hoe zij de 9de som uit de "Herhaling der voorgaande Regelen" moeten opzetten. O, die rekenboeken! zij waren de zwakke zijde van velen onzer. In mijn oog waren er geen hatelijker boeken. Vooreerst waren zij veel te vol letters, en ten andere veel te vol cijfers. Ten overvloede zijn er soms fouten in de opgave der uitkomsten; maar al zijn die er niet in, die opgaven zijn verschrikkelijk. Ga eens na. Gij hebt uw lei vol met een berekening van belang: driemaal hebt gij reeds de helft uitgeveegd, omdat gij bemerkte dat gij het vraagpunt niet begrepen hadt; maar eindelijk, de som is af, en gij krijgt tot uitkomst: 12 lasten, 7 mudden, 5 schepels, 3 kop, 8 maten rogge. Met een gerust geweten, en met het zalig gevoel van als ijverig lid der maatschappij uw plicht gedaan te hebben, zoudt gij uw lei aan den ondermeester overgeven om te laten nacijferen. Maar neen! het hatelijk rekenboek geeft, onder den verwaanden titel "Uitkomst", op: 95 lasten, 2 mudden, 1 schepel rogge, en niet ééne kop of maat. Het is blijkbaar dat gij u vergist hebt; driemaal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 202
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.