Camera Obscura | Page 3

Nicolaas Beets
stukje aanvangt, niet terstond begrepen
werd: nooit voorzeker zal hij begrepen worden, indien men opheldering
zoekt bij de volgende vrije vertaling: "Le nom de la garde (Baker) est
une preuve évidente--qu'il ne faut pas avoir d'accès aux étoiles (ster)
pour faire connaitre le titulaire d'un emploi féminin par excellence". Ik
ben benieuwd te weten wat de Fransche gardes er van gemaakt hebben
[2].
1 October, 1864.
H.
Bijvoegsel, Veertiende Druk; 1883.
Ziedaar het voorbericht der zesde uitgave, in deze veertiende wederom,
waar men getoond heeft prijs op te stellen, in zijn geheel afgedrukt. In
de zevende (1871), met den Brief van Hildebrand aan Schipper
Rietheuvel, en met het Laatst en weemoedig Bijvoegsel tot de Narede
en Opdracht aan den in datzelfde jaar ontvallen Vriend vermeerderd,
voegde de Schrijver aan de zeven jaar te voren gedane opgave van
blijken van belangstelling in den Vreemde eene aanteekening toe van
den volgenden inhoud: "Deze opgave kon, bij gelegenheid van den
tegenwoordigen, zevenden druk, nog vrij wat vermeerderd worden,

daar ik dankbaar erkennen moet dat alle Duitsche landen, Brunswijk,
Saksen, Pruisen, Oostenrijk, om strijd van hunne belangstelling hebben
doen blijken. Ik bespaar het echter tot den achtsten. Voor mijne
eigenliefde is het op dit oogenblik meer dan genoeg hier aan te stippen,
dat de Duitschers nu laatstelijk begonnen hebben ook hunne
reisherinnerinqen uit de Camera Obscura te putten. (Zie Im Neuen
Reich 1871, N°. 18)" [3]. Wat echter, volgens deze aanteekening, voor
de achtste uitgave werd bespaard, werd, ondanks het aangroeien van de
stof, ook in die achtste (1872), en voorts in alle volgende,
teruggehouden, om plaats te maken voor eene verklaring, welke thans
aldus zou kunnen luiden: "Wat er ook streelends moge zijn in de eer
zich, met beter of slechter gevolg, in het Fransch, het Engelsch, het
Hoogduitsch, het Italiaansch, en wellicht ook in 't Deensch en
Zweedsch vertolkt te zien, en lezers te vinden tot in het verre Japan:
voor het hart van den Schrijver der Camera Obscura heeft het weinig te
beteekenen bij de zoete ondervinding der duurzame genegenheid van
eigen land- en taalgenoot" [4].
Wat betreft de in de voorrede van 1864 uitgedrukte meening omtrent
het nog niet bereikt zijn van het noodpeil voor ophelderende
aanteekeningen: zij bleef bij volgende uitgaven nog steeds dezelfde, en
"zijn gevoel van kieschheid tegenover de geleerden der toekomst werd
bij den Schrijver nog altijd niet overwonnen." In den laatsten tijd echter,
wordt hij mondeling en schriftelijk, door geleerden en ongeleerden, met
zoovele vragen bestormd, dat hij in dit opzicht een ander begrip begint
te krijgen van zijn plicht, en er ernstig aan begint te denken, in de meer
en meer "dringende behoefte" eenigszins, in den een of anderen vorm,
te gaan voorzien.
Intusschen zou het hem niet mogelijk zijn deze, nu veertiende uitgave
van zijn werk in het licht te zenden, zonder dat zij de openlijke
betuiging bevatte zijner erkentelijkheid aan zijn vriend Johannes
Dyserinck.
Een belangstellender en oplettender lezer dan dezen, beide in
oostersche en vaderlandsche letteren, zoo zeer ervaren landgenoot,
heeft onder hare duizenden de Camera Obscura niet gevonden. Hare

dertiende uitgave (1880) gaf hem aanleiding tot het schrijven dier
voortreffelijke monographie, welke, eerst in De Gids verschenen, later
in "vermeerderden herdruk" afzonderlijk uitgegeven is [5]. In dit keurig
opstel worden het leven en de lotgevallen, zoo in den Vreemde als in
het Vaderland, van het nu meer dan veertigjarig boek beknoptelijk,
maar vollediglijk, verhaald, en heeft de vriendelijke ingenomenheid
van den geachten letterkundige, in verband met vroegere en latere
oordeelen en beschouwingen van anderen, eene hartelijke en door den
Schrijver der Camera Obscura hooggewaardeerde uitdrukking
gevonden.
Maar wat bij dit alles voor dien Schrijver een zeer groot gewicht
hebben moest, waren de hier geleverde bewijzen der allerbijzonderste
oplettendheid door den heer Dyserinck aan de onderlinge vergelijking
der elkander opgevolgde uitgaven gewijd, aan welke nog de
zin-storende of zin-veranderende drukfouten welke van tijd tot tijd in
den tekst waren ingeslopen, noch de niet onbelangrijke uitlatingen,
welke daarin van lieverlede hadden plaats gehad en door de
onoplettendheid der correctie van de eene uitgave in de andere waren
overgegaan, waren ontsnapt, noch ook de kleine, maar opzettelijke
verbeteringen, door den Schrijver gaandeweg in de redactie
aangebracht. Dit heeft bij dezen de uitwerking gehad, dat hij zich
voelde aangespoord in elk dezer opzichten dubbel werk te maken van
den toen reeds in uitzicht zijnden, thans in 't licht verschijnenden,
veertienden druk, en zich daarbij van de hoog te waardeeren hulp van
zijn vriend Dyserinck te verzekeren. Zij is hem rijkelijk te beurt
gevallen en, met een goed geweten, als die overtuigd is, in dezen niets
bereikbaars verzuimd te hebben, meende hij dan ook ditmaal het "met
zorg herziene" op den titel te mogen stellen. Bij de zuivering der
drukproeven, is van elk der opstellen nu weder de eerste druk tot
grondslag gelegd, al het gaandeweg verdwenene,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 205
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.