Bij de ruenen van Angkor | Page 3

Vicomte de Miramon-Fargues
elders zag men vijvers, door galerijen omgeven; vierkante pilaren, in strenge rijen geschaard, om zolderingen en daken te dragen, of tot sieraad in hoeken aangebracht; afgesloten binnenplaatsen met kloosterramen en open pleinen, die als tuinen waren en waar, als bloemen op een bloembed, sierlijke, kleine tempeltjes stonden, om door hun fijn en fraai voorkomen de verpletterende schoonheid van het grootste heiligdom te temperen. Overal vielen in deze wonderlijke wereld van monumenten ingestorte gebouwen en deelen van bouwwerken in het oog, zooals zij daar half uitgewischt beeldhouwwerk droegen en met den aanslag van de eeuwen waren overdekt.
Hoe zal men al die wonderen met voldoenden eerbied bespreken? Is het niet, alsof men heiligschennis begaat, als men door de beschrijving der d��tails de bewonderenswaardige eenheid van dit meesterwerk verduistert? Die eenheid dringt zich op aan ons oog en staat levendig voor onze verbeelding al den tijd van het bezoek aan de monumenten; zij zal de hoofdindruk blijven, dien wij van hier meenemen, een diepen indruk van een werk uit ����n stuk, dat boeit door de grootschheid der proporties en daarna pas bekoort door de bevallige schikking van de versierselen, terwijl een grootsch genie niet enkel de hoofdlijnen trok, maar tevens de aantrekkelijke d��tails bepaalde en schikte.
Twee vierkanten bevatten boven elkander aangelegde terrassen, wier zuilen en kapiteelen in harmonieuse lijnen rijzen en overal met bas-reli?fs bedekt zijn. Het grootste en eerste van die beide vierkante pleinen heeft een omtrek van twee kilometer; er loopt een lange kruisgang langs, waarvan de zuilen aan den buitenkant, gekeerd naar het bosch en de tuinen, een interessante historische galerij vormen. Het tweede, dat er strenger uitziet, herbergt onder de gewelven van zijn gangen en zalen, vol angstwekkende schaduwen, een massa steenen godheden, het Pantheon uit den vervaltijd. In 't midden van het tweede terras ziet men met verbazing een berg van gebeeldhouwde steenen, prachtig fijn bewerkt. Op dat reusachtig voetstuk staat de eigenlijke tempel.
In de hoeken verrijzen vier koepels, schitterende schildwachten, die den centralen koepel, den reus, het opperheilige, bewaken. Het zijn pyramiden met vele trappen, waarvan de omtrekken en de scherpe lijnen alle aan het oog onttrokken worden door een overvloed van ornamenten. Zij dragen op den top een vreemde bekroning, op een tiara gelijkend, een der oude tiaren uit den tijd der Middeleeuwen, waar wonderlijk gevormde steenen in bevestigd zijn en ruw gegraveerde camee?n. De gidsen geven er den naam van _prea-sat_ aan, maar ik vrees, dat ik, door dien barbaarschen term te gebruiken, met een uitstalling van geleerdheid den diepen indruk van kunst en genie zal schaden, dien nog in mij wekt de herinnering aan het wonderwerk.
Men moet zich met behulp van handen en voeten opwerken tegen den heiligen berg, zoo steil en lastig is de beklimming langs ongelijke trappen met smalle treden, die bijna niet naar voren komen. De majesteit van het heiligdom wordt door dien moeilijken tocht verhoogd, en men krijgt meer eerbied voor wat men met zoo groote moeite moet bereiken. Boven krijgt men weer gewelven te zien en kapellen en kloostergangen, alle uitkomend bij den centralen koepel, het geheimzinnige middelpunt, dat boven het geheel zijn hoofd, met diamanten getooid, opsteekt. Daar zijn, naar men zegt, de heilige voorwerpen opgeborgen en de documenten, die de annalen bevatten van een ras, dat tot den sagentijd opklimt. Noch deuren, noch trappen stellen in staat, ook maar het minste of geringste van die geheimzinnigheden te doorgronden. Maar aan de vier hoeken en in het midden der gevels laten groote portieken stroomen licht binnenvallen, naar 't schijnt om van alle punten van den horizon de eerbewijzen der natuur en der menschen in ontvangst te nemen.
Gezeten op de treden van een dezer portieken, met de voeten op een kroonlijst met afgebrokkelde beeldjes, zien wij de zon ondergaan achter het gebladerte van het bosch. Onder ons worden pleinen en gangen langzamerhand in duisternis gehuld, terwijl op de hoogte, waar wij ons bevinden, de laatste zonnestralen nog het heiligdom treffen. E��n voor ����n verdwijnen de zuilen, de kapiteelen en de bas-reli?fs, die men overal herhaald vindt, met de rijen, eindeloos lang, van heilige bayad��res. Spoedig kunnen wij nauwelijks meer de daken onderscheiden met de zware, lange, afgeronde steenen, die rij aan rij zich uitstrekken met de eentonige regelmaat der voren in onze akkers. Eenzaam verschijnt soms nog, oplichtend, het gele kleed van een bonze, die bij zijn ronde langs een muur strijkt.
Toen kwam 't ons voor, dat al die dingen, die wij nu zoo dicht v����r ons zien, en die zoo oneindig ver van ons oude Europa zijn, iets bekends hadden. Op het oogenblik, toen het plotseling invallenden duisternis, dat eigen is aan oostersche landen, waar men de bekoorlijke schemeruurtjes niet kent, ze aan ons oog geheel onttrekt, wekken hun verwarde vormen in ons een wereld van onverwachte herinneringen.
De architectuur van deze monumenten is niet geheel nieuw voor ons.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.