Anna Karenina | Page 6

Lev Nikolaevica Tolstoi
zij, "en ik?.... O, die
afschuwelijke goedigheid, waarom ieder hem prijst en bemint--ik haat
ze!"
Haar lippen klemden zich op elkander, de rechterwangspier van haar
bleek gelaat werd zenuwachtig vertrokken.
"Wat wilt gij?" vroeg zij met gejaagde, haar zelf vreemde stem.
"Dolly!" sprak hij sidderend, "Anna komt van daag."
"Wat gaat mij dat aan? Ik kan haar niet ontvangen," riep zij uit.
"Dolly! eindelijk moet het toch...."
"Ga weg, ga weg van mij!" riep zij heftig.
Tot hiertoe had Stipan Arkadiewitsch heel kalm aan zijn vrouw kunnen
denken, hij had ook steeds gehoopt, dat, volgens Matjeffs zeggen, alles
terecht zou komen, en had daardoor rustig zijn courant lezen en zijn
koffie drinken kunnen.
Nu echter, nu hij haar bekommerd gelaat zag en aan den klank harer
stem hoorde, hoe ongelukkig en wanhopig zij was, nu was het hem

alsof zijn keel toegeschroefd werd en zijn oogen vulden zich met
tranen.
"Mijn God, wat heb ik toch gedaan! Dolly, om Godswil....!"
Hij kon niet verder spreken, snikken verstikten zijn stem.
Zij sloot het bureau en zag hem aan.
"Dolly! Wat kan ik zeggen? Slechts dit eene: vergiffenis, vergiffenis!
Bedenk toch, kunnen negen jaren, die wij te samen geleefd hebben, niet
één oogenblik...."
Zij sloeg de oogen neder en wachtte in spanning af, wat hij verder
zeggen zou.
".... Een oogenblik.... van.... verleiding.... uitwisschen...." sprak hij en
wilde nog meer zeggen, maar bij die woorden trilden haar lippen en de
spieren harer rechter wang, als had ze physieke smart.
"Ga heen! ga toch heen!" riep zij nog schriller "en spreek mij niet meer
van uw verleidingen, uw afschuwelijkheden."
Zij wilde wegsnellen, doch wankelde en moest zich aan een stoel
vastgrijpen om niet te vallen.
Zijn gelaat teekende groote droefheid, zijn oogen werden met tranen
gevuld.
"Dolly!" sprak hij snikkend, "denk om Godswil aan de kinderen. Die
toch zijn onschuldig.... Ik heb gefaald, straf mij, laat mij mijn schuld
boeten. Wat ik ook doen moet, ik ben tot alles bereid. Ik heb schuld, ik
kan niet zeggen, hoe diep schuldig ik mij gevoel, maar Dolly! vergeef
mij!"
Zij zette zich neder. Hij hoorde haar zware, benauwde ademhaling en
werd door onuitsprekelijk medelijden met haar bewogen. Zij beproefde
eenige malen te spreken, maar kon niet. Hij wachtte.
"Gij denkt aan de kinderen, om je met hen te vermaken, ik denk echter
ook aan hen en weet nu, dat zij verloren zijn." Hier bracht zij
klaarblijkelijk een phrase uit, die zij zich zelf in deze drie dagen
voortdurend had opgedrongen.
Omdat zij hem met je aansprak, zag hij dankbaar tot haar op en wilde
haar hand nemen. Zij wendde zich echter met afschuw van hem af.
"Ik denk aan de kinderen en voor hen zou ik alles ter wereld willen
doen. Maar ik weet niet, hoe ik het best voor hen zorgen kan, door ze
aan hun vader te ontnemen of hen bij een liederlijken vader te laten, ja!
bij een liederlijken vader! Zeg nu zelf, of er na het voorgevallene nog

mogelijkheid bestaat om samen te leven! Zeg, is het mogelijk?"
herhaalde zij met verheffing van stem, "nadat mijn echtgenoot, de
vader mijner kinderen, een minnehandel heeft aangeknoopt met de
gouvernante zijner kinderen?"
"Maar hoe kan ik het toch weer goed maken ?" vroeg hij op klagenden
toon en liet het hoofd steeds dieper zinken.
"Gij zijt mij onuitstaanbaar," riep zij uit, zich al meer en meer
opwindend. "Uw tranen hebben voor mij geen waarde! Gij hebt mij
nooit bemind, gij hebt geen hart, geen edelmoedigheid! Gij staat mij
tegen, gij zijt voor mij een vreemde, ja geheel een vreemde geworden!"
Dat woord "vreemde", dat haar zelf het verschrikkelijkst klonk, bracht
zij met smart en toorn uit.
Hij zag haar aan, hij verwonderde zich en verschrok over de
boosaardige uitdrukking van haar gelaat. Hij begreep niet, dat zijn
medelijden haar zoo prikkelde.
Zij bemerkte, dat hij slechts medelijden en geen liefde voor haar
gevoelde.
"Neen, zij haat mij, nooit zal zij mij vergeven," dacht hij.
"Het is vreeselijk, vreeselijk," sprak hij.
In het belendend vertrek begon een kind, dat gevallen scheen te zijn, te
schreien. Darja Alexandrowna luisterde en haar gelaat nam een
zachtere uitdrukking aan. Een oogenblik bezon zij zich, als wist ze niet,
waar zij was en wat ze doen moest, daarna stond zij haastig op en ging
naar de deur.
"Zij bemint mijn kind toch nog," dacht hij, de verandering harer
trekken ziende, "mijn kind! hoe kan zij mij dan haten?"
"Dolly, nog een woord!" sprak hij haar volgend.
"Als gij mij volgt, roep ik de bedienden en de kinderen, dan zullen ze
allen vernemen, welk een laag mensch gij zijt! Ik vertrek heden nog,
blijf gij maar bij uw liefje." Zij sloeg de deur achter zich dicht.
Stipan Arkadiewitsch zuchtte, wischte zich het gelaat af en verliet met
langzame schreden de kamer.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 275
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.