vormen het plaatsje, dat aan
den zonnekant is gelegen en een eigenaardigen romantischen indruk
maakt door een forsche, schitterend witte brug over de Visp.
En dan, adieu, gij droom van het Zuiden! Adieu, gij noteboomen en
wijngaardbergen. Op den achtergrond van de bergspleet schitteren
boven zwarte bosschen de lichtende toppen met de eeuwige sneeuw.
Hun stuift de trein te gemoet, nu eens wandelt hij door een vlak dal,
dan weer klautert hij op tegen een bergdrempel; altijd blijft hij de
trouwe buurman van de in stroomversnellingen donderende en
bruisende Visp.
Van tijd tot tijd groet het schelle fluiten een donkerbruin bergdorp, dat
de laagte zoekt, met het witte kerkje, het eenige huis, dat de aandacht
trekt. Hoe dieper we het gebergte in gaan, des te kleiner worden de
hutten, des te lager de venstertjes. En schraler wordt van dorp tot dorp
het bosch er omheen. In het eene heeft de jeugd nog een herfst met
appels en peren; in het volgende alleen een zomer met kersen, heel
kleine, maar sappige kersen. Zij worden geplukt, als beneden in de
dalen de wijnoogst met gejuich wordt gevierd. De volgende dorpjes
hebben geen kersenboomen meer, maar op kleine akkers die tusschen
groote steenen op den zonkant zijn aangelegd, smeeken ze van het
beetje zwarte aarde om wat gouden halmen. Menigmaal echter wordt
ook het koren niet rijp; dan moet het nog half groen worden gesneden
en gedroogd op houten stellages; maar zelfs de Zermatters verbouwen
nog hun eigen koren voor hun brood.
Eindelijk ziet men aan beide zijden van het dal alleen nog dunne
lariksbosschen met banen van lawinen er doorheen; bosschen van oude
mannen met lange, grijze mosbaarden. Boven het bosch staan de ruwe
rotsen, waarlangs enkele witte beekjes neerfladderen en boven de
rotsen komen de gletschers voor den dag met flikkeringen op de
breuken, terwijl nog weer hooger de witte sneeuwvelden en hooge
firntoppen uitsteken.
Dan buigt de trein in andere richting; het dal wordt breeder, er
verschijnt een lachende, groene vlakte, en voor ons ligt Zermatt, met
een gillen van de locomotief begroet.
Neen, de Matterhorn ligt voor ons!
Niets, niets ziet men dan hem alleen. Met blinkende randen staat hij
tegen den van licht oververzadigden achtergrond van den avondhemel,
en zijn wanden steken er donker tegen af. Wat is dat een grenzenloos
koene, verrukkelijk mooie berg! Hij trekt oog en hart tot zich. Geen van
zijn buren komt hem nabij; ze wijken inderdaad van hem terug, en zoo
goed als eenzaam is hij aan den westkant van den gezichtskring.
En nu, na den eersten tol, dien ieder aan den Matterhorn moet brengen,
merken we het dorp Zermatt. We zijn aan het station. Zermatt ligt diep
tusschen de bergen op een heerlijk groen weidetapijt, dat door de grijze,
koude spelende golfjes van de Triftbach wordt doorsneden. Schrale
bosschen en wilgen, door rotsen afgewisseld, stijgen op als voormuren
van het sneeuwgebergte en bedekken veel toppen van de bergen voor
het oog; maar alleen de Matterhorn staat daar vrij en zonder iets vóór
zich.
Wie gezond is, kan geen half uur in Zermatt zijn, zonder plannen te
maken voor een Matterhornbestijging. Het is om het hart van pijn te
doen ineenkrimpen, als men zich door het verstand en de
omstandigheden moet laten zeggen, dat men niet mag en niet zal gaan.
Ik zal geen steen werpen op diegenen, die toch zijn gegaan; duizenden
vallen in den strik van een sterke verzoeking, en ik weet wel, dat ik
nooit meer naar Zermatt ga zonder een verlof tot een Matterhorntoer in
den zak of in het geweten.
Goed, dat men al gauw achter de huizen komt, waar men het beeld der
Circe niet ziet.
Zermatt heeft een type, dat ietwat italiaansch is. Twee beschavingen
ontmoeten elkaar in het dorp, de nieuwe, die haar uitdrukking vindt in
een half dozijn reusachtige hôtels, die met hun witte voorzijden door
het dal lichten, en de oude, die met een half honderd zwartgezengde
houten hutten van den tijd praat, toen men het Matterdal nog niet kende.
Twee Zürchers, Hirzel en Ulrich, hebben het in 1822 ontdekt. Niet van
Wallis, maar van Italië uit. Zeker zijn de hutten nog dezelfde, die
toentertijd door de ontdekkingsreizigers werden aangetroffen. Vele
staan op zuilen van in lagen liggende steenen platen, zoodat ze er als
paalwoningen uitzien.
Ook de eenige straat, die Zermatt heeft, is nog zoo oneffen als voor 75
jaren; de groote steenen van het plaveisel zijn vochtig en glad, en de
grond er tusschen is door de hoeven der vele muildieren, die erlangs
gedreven worden, onderwoeld.
Overigens is ook in dit dorp veel verfraaid, ja, als men op de goede
plaats met het gezicht naar de mooiste huizen gaat staan, dan ziet het er
bijna als een stadje uit. Eenige hutten zijn tot bazars geworden, waar
men de alpensnuisterijen koopen kan en de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.