Akbar | Page 6

Petrus Abraham Samuel van Limburg Brouwer
zijn waren stand hem niet bekend
maakte. Nog merkte hij op dat de gesprekken van Gaurapada doorgaans
eene groote opgeruimdheid ademden, en hij volkomen met zijn
tegenwoordigen staat te vrede scheen, maar dat toch bijwijlen, als er
van de staatkundige gebeurtenissen in het Noorden gesproken werd,
een donkere wolk zijn edel gelaat bedekte. Telkens echter slechts
voorbijgaand; want al kon zelfs de sterke wil van den wijsgeer soms
eene vlugtige aandoening niet volkomen verbergen, een geest als de
zijne was blijkbaar te magtig om ze niet terstond weer te onderdrukken.
Inmiddels was het laat geworden in den avond, en wierp de maan reeds
haar hellen schijn over het landsdhap, dat zich, door de opene stijlen
van het vertrek gezien, voor het oog der gasten uitbreidde.
--En nu,--zeide eindelijk Gaurapada, terwijl hij opstond,--vergun mij,

edele Siddha! mij met uw leermeester, mijn vriend, eenige
oogenblikken aan het genoegen van uw bijzijn te onttrekken. Ik heb
met hem eenige zaken te bespreken, die vooralsnog geheim moeten
blijven, en waarin gij trouwens ook waarschijnlijk slechts matig belang
zoudt stellen. Mogt ge u straks wenschen te verfrisschen, ginds is, naar
gij ziet, het meer of de beek, en aan een bad in de vrije natuur zijt gij
zeker ook wel gewoon.
Daarop verlieten de beide oudere mannen te zamen het vertrek en nog
lang daarna zag Siddha hen arm in arm in den maneschijn wandelen,
blijkbaar in ernstige en belangrijke gesprekken verdiept. Toen zij
terugkeerden was het tijd om zich ter ruste te begeven, en niet zonder
welbehagen gingen de reizigers hunne vermoeide leden uitstrekken op
de voor hen in gereedheid gebragte, wederom zeer eenvoudige, maar
daarom nog geenszins ongeriefelijke legersteden.
De vroege morgen van den volgenden dag vond onze reizigers na een
frisch bad en een hartig ontbijt weer tot het voortzeiten van hun togt
gereed; en terwijl nu de paarden werden opgezadeld, nam Gaurapada
voor eenige oogenblikken Siddha ter zijde, en sprak, ditmaal buiten
gehoor van Koelloeka:
--Heilige kluizenaars, mijn jonge vriend! zijn gewoon, de jongeren die
hen komen bezoeken, niet zonder eenige leering, 't zij dan verstandige
of niet, te laten vertrekken. Gij wacht misschien iets dergelijks ook van
mij. Maar dan bedriegt gij u. Ik heb voor 't oogenblik niets te voegen
bij 't geen de wijze Koelloeka, uw verstandige goeroe, u ongetwijfeld
geleerd heeft. De wereld, die gij gaat opzoeken, en 't leven zelf moeten
het verdere doen. Maar één woord toch, waaraan ik een verzoek heb toe
te voegen! Schroom niet, wanneer gij ginds in het Zuiden in het magtig
en weelderig wereldrijk zult zijn aangekomen, uw billijk aandeel te
nemen aan geoorloofde uitspanningen en vermaken; geniet het leven,
dan eerst leert gij 't kennen en het wezenlijke van het onwezenlijke
onderscheiden: maar gedenk steeds de les, waaraan uw leeraar u
voorzeker meermalen herinnerd heeft: houd uw gemoed rein, en draag
zorg dat gij u nooit over uwe handelingen te schamen hebt, niet enkel
voor anderen, maar ook voor uzelven! Doch wanneer het mogt
gebeuren, dat gij, in weerwil van uw ijverigst streven om die les te
betrachten, toch op eene of andere wijze de gemoedsrust zaagt gestoord,
die u als elk ander mensch onmisbaar blijft, en indien gij dan soms

geen vriend mogt hebben, wien gij uw hart kunt openleggen, denk dan
eens aan een oud vriend van uw vader en van uw leermeester, en kom
tot den kluizenaar van den Bhadrinâth. Wilt gij mij dat belooven?
--Ik beloof het! antwoordde Siddha, eenvoudig maar met mannelijken
ernst, terwijl hij de armen eerbiedig over de borst kruiste. Maar
vriendelijk als steeds vatte Gaurapada zijne beide handen en drukte ze
hartelijk.
Weldra werden de paarden voorgebragt, de ruiters zetten zich na
afscheid van den kluizenaar in den zadel en reden, door hunne dienaren
gevolgd, het bosch weer in en het bergpad op. Nog meer dan eens zag
Siddha om en wierp hij een blik op de eerbiedwekkende gestalte van
den wijze, zooals die met zijn tijger nevens zich nog geruimen tijd
tusschen de hooge boomstammen door, aan den drempel zijner woning
zigtbaar bleef. Daarna reed hij zwijgend en in gedachten verzonken
naast zijn medgezel voort.
Eensklaps, als opschrikkend uit zijne mijmering, hield hij zijn paard
met een vrij onzachten ruk in, zoodat het bijkans steigerde.
--Koelloeka!--sprak hij,--ik zag nog nooit een man als Gaurapada!
Doch bijna op 't zelfde oogenblik kleurde hij tot over de ooren,
bedenkend, maar te laat, dat zijn uitroep juist niet bijzonder vleijend
voor zijn vriend en leeraar mogt heeten. Noodeloos evenwel maakte hij
zich ongerust door te meenen, dat deze eenigen aanstoot aan zijne
woorden nam. Integendeel Koelloeka's gelaat teekende eene
ongeveinsde vreugde over de bewondering van zijn leerling voor zijn
ouden vriend.
--Inderdaad!--zeide hij,--het verheugt mij dat gij zoo over hem denkt;
dat pleit ook tevens voor uzelf. En wees niet bevreesd u ooit in hem
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 111
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.