Akbar | Page 5

Petrus Abraham Samuel van Limburg Brouwer
te mogen
vernemen van uw--hier scheen hij een oogenblik te weifelen, maar ging
toch met vaste stem weer voort,--van uw en mijn land en volk.
Eer Koelloeka of Siddha kon antwoorden, werd hunne
opmerkzaamheid getrokken door een dof gebrul, dat zich in de
onmiddelijke nabijheid hooren deed; en een oogenblik later trad van
achter de woning met langzame en statige schreden een geweldige
tijger te voorschijn, en naderde, met den zwaren staart zijne flanken
slaande, de drie mannen. Onwillekeurig deed Siddha een stap terug en
sloeg de hand aan den ponjaard in zijn gordel.
--Laat dat speelgoed maar zitten!--sprak Gaurapada lagchend,-- daar
zoudt gij Hara niet veel kwaad mee doen.
--Hier!--sprak hij gebiedend tot den tijger, en terstond legde het
magtige dier zieh aan de voeten des meesters.
--Heb ik 't u niet gezegd?--vroeg Koelloeka aan Siddha, op den tijger
wijzend,--en begrijpt gij nu waarom gij zoo straks een dwazen streek
begingt?
--Vergeving, eerwaarde heer! vergeving!--sprak Siddha, met omhoog

geheven handen tot Gaurapada, terstond begrijpend, dat hij straks jagt
had gemaakt op den tijger van den kluizenaar,--ik wist inderdaad
niet ....
--Ik begrijp het al,--viel Gaurapada hem in de rede,--gij hebt Hara
gejaagd. Nu, dat is wel eens meer voorgekomen, maar niet altijd zoo
goed voor den jager afgeloopen, als mijn viervoetige vriend hier soms
eens boos werd. Iemand opgegeten heeft hij echter nog nooit, en als
men hem geen kwaad doet, valt hij ook niet aan. Ik heb hem, zooals
vriend Koelloeka weet, hier al lang, van jongs af aan, en wij beiden zijn
nu gansch aan elkander gewend. Niet waar, Hara?--vroeg hij, zich half
voorover buigend naar den tijger, die, halverwege zich oprigtend, zijn
breeden kop tegen de hand van zijn meester drukte.--En mijne
vrienden,--vervolgde deze,--zijn de zijnen. Zie maar eens!
En Siddha naderend legde hij hem zacht de hand op den schouder,
waarop de tijger beurtelings beide mannen aanziend, zich vóór Siddha
nederlegde en ook diens hand met zijn kop aanraakte. Ditmaal trad de
jonge edelman geen stap terug, maar streelde bedaard den kop van het
dier, dat hem ook verder niet bleek te verschrikken toen 't een
oogenblik, als behagelijk geeuwend, zijne breede kaken opsperde en de
geweldige reijen zijner tanden liet zien.
--Goed zoo!--sprak Gaurapada, terwijl Hara weer tot hem
terugkeerde,--goed zoo! Ik heb er menig gezien, ouder en sterker dan
gij, die niet terstond zoo rustig bleef. Doch laat ons nu aan andere
dingen denken! Reizigers zooals gijlieden, die zeker een langen togt
gemaakt en hier in de wildernis zeker niet veel op uw weg gevonden
hebt, verlangen alligt naar eenige versterking. Wilt mij dan volgen!
En hen voorgaande trad de kluizenaar zijne woning binnen, waarvan
het inwendige geheel aan het uiterlijk beantwoordend, wel is waar niet
meer dan het noodige bevatte, maar dat alles in de meest volmaakte
orde en op sierlijke wijze gerangschikt, en mede wel aanduidend, dat de
bezitter in vroeger tijden ook het meerdere en het overtollige gekend
moest hebben. Nadat de gasten zich met hem op de fijne, op den vloer
uitgebreide matten hadden neergezet, bragt de dienaar, die straks de
paarden in bewaring had genomen, eenige schotels met eenvoudige,
maar stevige spijzen, koud wild en visch, benevens een aantal
toegevouwen boombladeren met frissche vruchten, en toen het maal
een aanvang had genomen, ook een drietal drinkschalen waarin den

gasten een krachtige, fonkelende wijn werd aangeboden.
--Dat hadt ge hier waarschijnlijk niet verwacht, edele Siddha!--sprak
Gaurapada,--gij waart zeker in de overtuiging, dat een vrome
kluizenaar niets dan bronwater drinkt. En de meerderheid meent, dat
het ook zoo behoort. Ik voor mij denk er anders over; ik heb nooit
begrepen dat het wezen van het kluizenaarsleven in noodelooze
zelfkwelling of onthouding is gelegen, en dat een schaal goeden wijn
met mate gebruikt, aan de rust der ziel zou behoeven te schaden. Ook is
hier in de bergen iets krachtigs nu en dan inderdaad bevorderlijk voor
de gezondheid.
De eenvoudige en gemakkelijke toon van den overigens zoo statigen
kluizenaar, die hem gansch als een man van de wereld deed kennen, gaf
den jongen ministerzoon al spoedig vertrouwen, en van zijn kant
beantwoordde hij nu ook met vrijmoedigheid, schoon altijd met dien
eerbied, dien de regte Hindoe den oudere van jaren leert betoonen, de
vragen welke Gaurapada tot hem rigtte omtrent zijn vader, omtrent
Iravati zijn verloofde en zijn leven aan het hof van Kaçmir. Tot zijne
verwondering bleek de kluizenaar nauwkeurig alles te weten wat
vroeger daar was voorgevallen en toonde hij zich zelfs met
bijzonderheden bekend, die voor elk een geheim moesten zijn, wien de
toegang tot het binnenste der vorstelijke paleizen niet geopend was
geweest. Ongetwijfeld was Gaurapada in vroeger dagen een vertrouwd
raadsman van een der vorsten, die elkaar vóór dezen in vrij snelle reeks
waren opgevolgd; dan hoe het zijn mogt, Siddha waagde geen
onbescheiden vraag zoolang de ander
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 111
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.