Aan de kust van Malabar | Page 5

Emile Deschamps
ik weet niet, welken gemuskeerden aardgeur, die
overal vandaan komt en uit den grond schijnt op te stijgen.
Te Pallour was er ter eere van de prijsuitdeeling een landelijk feest. Wij
waren uitgenoodigd door den rechter van de kolonie, een nog zeer
jongen man, die met den griffier de gansche rechterlijke macht vormde,
en begaven ons erheen in een karretje, met een buffel bespannen. De
ontvangst was luisterrijk door het orkest, dat uit een fluit en een trom
bestond.
In een paar kleine ruimten op palen en onder dak, waar de grond
rijkelijk met cycasbladeren was bestrooid, stond aan den eenen kant een
troepje zwartjes met oogen, schitterend van nieuwsgierigheid, arme
kleinen, waarvan maar een klein gedeelte den vuilen schouderlap en het
rokje voor schoone kleeren heeft kunnen vervangen; aan de andere

zijde stonden de kleine meisjes, die trotsch het haarkegeltje op de kruin
netjes hebben opgebonden en er kranig uitzien, vroolijk en opgewekt.
Er waren banken voor de gasten en een paar stoelen voor "meneer den
rechter," die voorzitter was, voor "meneer den burgemeester," twee of
drie leden der plaatselijke raden en mij. Achter stond in de open lucht
het orkest, dat brandde van ijver en door den strengen blik van den
president met moeite in bedwang werd gehouden.
Zij openen de zitting. Daarna zegt de president zijn rede, die door het
kleine zwarte goed ernstig en kalm wordt aangehoord, als jonge,
welopgevoede burgers, die er niets van begrijpen. Vervolgens moeten
eerst de jongens, dan de meisjes antwoorden, en het is een waar
genoegen, bij deze banale plechtigheid de jeugdige wilden Fransch te
hooren spreken, ze te hooren lezen van een groot stuk papier, waar een
vetvlek van vingers op is te zien naast het groote schrift van den
meester. Hij is daar, de onderwijzer, in correcte zwarte jas, een
intelligente jonge Portugees, ook zijn jonge vrouw, een Katholieke van
Quilon, met de warme tint van de vrouwen van Malabar, de haren vol
vreemde sieraden, met neergeslagen oogen, in een houding van
achterafgezette godin en in een kleedje van veelkleurige tulle. Beiden
zeer waardig en al den lof verdienend, dien de president hun niet
onthoudt.
De prijsuitdeeling had plaats; er werden boekjes gegeven met half
engelsche en half malayalamsche titels, fransche boeken en pakjes, die
het meest begeerd werden, en die waren: eerste prijs, twee roepijen;
tweede prijs, één roepij; eerste accessit, acht anna's, (75 centimes.) De
handen rekken zich naar de kleine, witte papiertjes, die allen begeerig
bekijken, terwijl ze in hun haast, om ze te halen, de kroon van groen
papier vergeten, die ze op het hoofd moeten dragen en dan weer mee
terugnemen voor den volgenden prijswinner. Enkelen houden de kroon
op en denken er niet meer aan, gauw naar hun plaats gaande, om het
pakje te kunnen openen, dat hun in de vingers brandt, waarna ze
heengaan, bekranst met lauweren, waarboven het toefje zwarte haren
uitsteekt.
Dan treedt een aardig klein ding, een meisje, de glorie van de klasse

naar voren, met kleine oogjes, die intelligent schitteren, en zingt een
oud volksliedje. De fluit en de trom, waar een man zijn groote, vereelte
hand op heeft gelegd, om den klank te temperen, begeleiden zacht het
Hindoemeisje, dat de allures aanneemt van een jeugdige bayadère. Het
is alles naïef en bekoorlijk.
De plechtigheid is afgeloopen. Ieder gaat zijns weegs, bladerend in het
boekje met de verbazing van aapjes, die naar een a-b boek kijken. Maar
dat alles blijkt toch niet zonder invloed; een beetje eerbied voor de vlag
wordt meegenomen tusschen de bladen van de boekjes, en een gevoel
van liefde ontwaakt voor het volk, dat zich voor hen interesseert.
Een van de volksstammen, en een der belangrijkste, van de kust van
Malabar, de Maplets of Mopla's, zijn de afstammelingen van de eerste
arabische kolonizeerders, die Indië veroverden. Als alle andere
mohammedaansche secten worden ze aan de kust samengevat onder
den naam Boutimaré. Ze hebben een hoofd of tanguel, die te Ponany
resideert, in het Zuiden van Calicut en die de eerste kaste vormt. Na
hem volgen de koya's, dat zijn in zekeren zin de priesters, wonend in
bepaalde districten, waar ze de rechtsspraak uitoefenen. Zij wonen de
plechtigheden niet bij, waar eer aan de kadi's wordt bewezen, en het
voorschrift, dat den vrouwen verbiedt, tot mannen te spreken, geldt niet
voor hen. De tanguel, alsook de zoon van zijn zuster, die naar
malabarsch gebruik als troonopvolger wordt beschouwd, zijn, naar het
heet, in het bezit van een manuscript in het Arabisch, dat zeer kostbaar
is en het origineel moet zijn, waaruit Ferichta de geschiedenis van deze
kolonie heeft gehaald.
Die Mopla's beschouwen zich als van hoogere afkomst dan de
Mohammedanen uit het Noorden van Indië, die daarentegen juist het
tegenovergestelde denken. Ze zijn in het land gekomen kort na de
uitbreiding van het Islamisme en hebben zich
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 35
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.