20.000 Mijlen onder Zee: Westelijk Halfrond | Page 5

Jules Verne
tot zijn stuurman, die daarop aanstonds wegging.
Weldra dook de Nautilus weer onder water, en de manometer wees aan dat zij op tien
meter diepte voer.
Ik zocht toen op de kaart naar de Golf van Manaar; ik vond haar op den negenden parallel,
aan de noordwestkust van Ceylon; zij wordt door Indië en Ceylon ingesloten, en aan de
noordzijde begrensd door de eilandjes Manaar en Rameseram en de daar tusschen
liggende rotspunten, die onder den naam van Adamsbrug bekend zijn. Om deze golf te
bereiken, moest men de geheele westkust van Ceylon langs.
"Men vischt parels, mijnheer de professor," zei de kapitein, "in de golf van Bengalen, in
de Indische zee, in de Chineesche en Japansche zeeën, langs de kusten van Zuid-Amerika,
in de golf van Panama, en in die van Californië; maar bij Ceylon levert deze visscherij de
meeste voordeelen op; wij komen er zeker wat vroeg, want de visschers komen niet vóór
Maart aan de golf van Manaar bijeen, waar zij zich dan gedurende dertig dagen met hun
driehonderd schuiten bezig houden om de schatten der zee naar boven te halen. Elke
schuit bevat tien roeiers en evenveel visschers; deze worden in twee groepen verdeeld,
die om beurten tot op een diepte van twaalf meter duiken, terwijl zij een zwaren steen aan
hun beenen hebben hangen, en door middel van een touw aan de schuit verbonden
blijven."
"Derhalve is altijd nog die oude manier in zwang?" vroeg ik.
"Altijd nog," antwoordde kapitein Nemo, "hoewel deze visscherijen aan het vernuftigste
volk der aarde behooren, aan de Engelschen, wien zij door den vrede van Amiens in 1802
werden afgestaan."
"Ik geloof dat de schaphanders, zooals gij ze gebruikt, bij zulk een visscherij grooten
dienst zouden kunnen bewijzen."
"Ja, want die arme parelvisschers kunnen niet lang onder water blijven. De Engelschman
Perceval spreekt in zijn reis door Ceylon van een Kaffer, die vijf minuten onder water
bleef, doch dit schijnt mij niet zeer geloofwaardig. Ik weet wel, dat eenige duikers het 57
seconden uithouden, en zeer bekwame zelfs 87, maar dit zijn uitzonderingen, en als die
ongelukkigen weer in de schuit komen, dan loopt hun het water, met bloed vermengd, uit
neus en ooren. Ik geloof dat dertig seconden de gemiddelde tijd is, dat zij onder water
kunnen blijven, en zij zich haasten om alle pareloesters, die zij kunnen lostrekken in een
netje te steken; maar over het algemeen worden die visschers niet oud; hun gezicht wordt
zwak, zij krijgen zweren aan de oogen, en wonden over het geheele lichaam, soms zelfs
worden zij onder water door een beroerte getroffen."
"Ja," zei ik, "het is een treurig ambacht, en dat slechts dient om aan modegrillen te
voldoen. Maar zeg mij eens, kapitein, hoeveel parels kan een schuit per dag wel
opvisschen?"
"Veertig tot vijftig duizend. Men zegt zelfs, toen in 1814 de Engelsche regeering voor
eigen rekening liet visschen, de duikers in twintig dagen 76 millioen oesters naar boven
brachten."

"Die visschers worden toch behoorlijk betaald?"
"Zeer slecht, mijnheer de professor; te Panama verdienen zij maar een rijksdaalder per
week. Meestal krijgen zij twee en een halven cent voor een oester, die parels bevat, en
hoeveel zijn er niet, waar niets inzit!"
"Welk een schandelijke belooning voor menschen die hun meesters rijk maken! 't Is een
gruwel!"
"Dus zult gij met uw makkers," zei kapitein Nemo, "de oesterbank van Manaar bezoeken,
en indien zich daar toevallig eenig voorbarig visscher ophoudt, zult gij hem aan het werk
zien."
"Goed, kapitein."
"Zeg eens, mijnheer Aronnax, zijt gij niet bang voor haaien?"
"Haaien?" vroeg ik. De vraag van den kapitein scheen mij geheel overbodig.
"Welnu?" hernam kapitein Nemo.
"Ik moet eerlijk bekennen, kapitein, dat ik mij aan die soort visschen nog niet zoo
volkomen gewend heb."
"Wij zijn er aan gewoon," antwoordde de kapitein, "en mettertijd zult gij het ook zijn.
Overigens zijt gij gewapend, en misschien zullen wij dan onderweg wel op een haai jacht
maken; het is een belangwekkende jacht. Dus tot morgen vroeg, mijnheer."
De kapitein zei dit op lossen toon en verliet den salon.
Als men u uitnoodigde om in de Zwitsersche bergen op de berenjacht te gaan, zoudt gij
zeggen: "Goed, morgen zullen wij op de beren jacht maken!" Als iemand u een
uitnoodiging zond om in de Noord-Afrikaansche vlakte op leeuwen jacht te maken, zoudt
gij antwoorden: "Zoo, het schijnt dat wij op leeuwen of tijgers gaan jagen!" Maar
wanneer men u op die wijze verzocht, om de haaien in hun natuurlijk element na te jagen,
zoudt gij er misschien nog wel eens over willen nadenken, voordat gij die uitnoodiging
aannaamt.
Wat mij aangaat, ik streek met de hand over het voorhoofd waarop eenige zweetdroppels
kleefden.
"Ik wil eens nadenken," zei ik tot mij zelf, "en mijn tijd er voor nemen. Om otters in de
onderzeesche wouden te
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 92
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.