Zuid-Tirol | Page 3

G. Bosch
zou dat landschap met het meer der Missurina mooi zijn, als er niet
van die blufferige dingen omheen stonden!
Het weer was er niet beter op geworden. Het stofregende toen ik langs
het meer over eene alpenweide weder in bosschen en in Oostenrijk
kwam. Slechts een paal duidde hier de grens aan. Links kwamen de
koppen der Marmarole van tijd tot tijd door de boomen gluren, rechts
had ik de stoute hellingen van de Cristallo-groep. 't Was heerlijk
wandelen in dat heerlijke mastbosch; prachtige zware boomen schoten
als uitloopers omhoog op de wortels van oudere stronken,
overblijfselen van de woudreuzen die voor honderd jaren hier het
landschap beheerschten. Groene plekken, dicht met gras en tal van
bloemen begroeid, noodigden tot rusten, vooral toen de zon even door
de wolken brak. Dat zijn van die heerlijke oogenblikken, die slechts
voor den voetreiziger zijn weggelegd. Bij betrokken lucht en
dreigenden regen kan hij de omgeving bezien, de bosschen bewonderen,
de lijnen der bergen volgen; maar hooger gaan zijn indrukken niet, tot
op eens de wolken breken en de zon, te voorschijn tredend, alles
bestraalt met eene zee van licht, duizend maal weerkaatst door de
ontelbare druppels die als kristallen parels aan de bladeren hangen. De
boomstronk waarop ik mij om te rusten had neergezet, was inwendig
vermolmd, zoodat, ik zat als in een leunstoel en mijne geheele aandacht
kon wijden aan de stoute lijnen der Cristallo-bergen. De aandacht ging
over in staren op die rotsvormen, nu zoo fel door het waterzonnetje
beschenen; en of het nu kwam door onwillekeurig terug te denken aan
den naam dier bergen,--het kwam mij voor dat de uitstekende
rotspunten, nat van den regen en bestraald door de zon, aan de
omtrekken doorschijnend werden, en zoo kwam ik langzaam aan onder
den indruk van een geheelen berg van glinsterend kristal voor mij te
zien. Een gezelschap Engelschen, die aan mij--even vreemd dáár, als
zij,--in bijna onverstaanbaar duitsch den weg vroegen, ontrukte mij aan
de kristalbetoovering en de wandeling werd voortgezet. 't Gaat nu wat
steiler omhoog; de eenigzins ongebaande weg wordt straatweg, en ik
bevond mij op den pas Tre Croci, met een hotel van gelijken naam, een
paar boerenwoningen en een groot douanekantoor. De lucht was weder

betrokken en er kwam nu voor goed regen. Daar, op Tre Croci,
wenschte ik voor dien dag mijn groote rust te houden, en tevens van het
bergpanorama te genieten. De rust werd gaarne aangeboden; van
uitzicht was geen sprake.
De gasten in het logement werden bediend door een paar knappe
Tiroler meisjes in landsdracht; zij spraken alle talen, d. i. fransch,
duitsch, engelsch, en italiaansch. Dit duitsch en italiaansch kent men
daar in die grensstreken van huis uit, en beide talen zijn zoo weinig
zuiver, dat men soms zijne toevlucht moet nemen tot fransch of
engelsch, om zich goed verstaanbaar te maken. De kellnerinnen hadden
hare taalgeleerdheid in Londen en Parijs opgedaan, en buitendien nog
vele andere kundigheden. Van hare volksdracht trokken de
omslagdoekjes het meest mijne aandacht. Laag om den hals gevouwen,
over de borst gekruist en achter sluitend vastgespeld. De stof dier
doeken was van zeer fijne witte wol, niet melk- of krijtwit, maar
roomkleurig; zij waren met velerlei figuren in veelkleurige zijde bestikt,
en stonden op het donker fluweelen keurslijf inderdaad heel netjes. Ik
heb op de verdere reis, ook in grootere plaatsen, getracht van die
doeken te koopen; maar 't schijnt eigen handwerk der draagsters te zijn
en in de winkels vroeg men er zooveel geld voor, dat ik mijne
vriendinnen thuis maar moet verzoeken zich met mijne technisch stellig
onbeholpen beschrijving tevreden te stellen. Overigens zij hier
opgemerkt, dat de Tiroler landsdracht, zelfs in de afgelegen dalen,
zeldzaam wordt; ik zag haar niet dan bij uitzondering, en hier en daar
door enkelen gedragen als sport costuum. In een vroeger tiental jaren
werden de Tirolers nagevolgd door zoogenaamde salon-tirolers,--eene
rijke bron van grappen voor de "Fliegende Blätter" en soortgelijke
bladen maar nu bestaat er al weer een namaak van die salon-tirolers, en
dat is weinig meer dan een spotvorm van het oorspronkelijke.
Maar al verdwijnt de nationale kleederdracht, en al ziet men haar voor
't meerendeel in eere gehouden zooals in Nederland de Markers dat
doen, of zoo als de friessche vrouwendracht in de wafelkramen, toch
heeft het Tiroler volkje in zijne bergen veel eigenaardigs bewaard. Die
eigenaardigheden zijn nog het kenmerk van den oorsprong der
bewoners. De meerderheid der Tirolers stamt af van de beiersche

volkstammen, die zich na de groote volksverhuizingen daar nedergezet
hebben; met de Zwaben en Allemannen, die met name het
boven-Inndal en Vorarlberg bewonen, vormen zij het duitsch sprekende
deel. In enkele dalen in Gröden, Enneberg, en in de dalen der Avisio en
Cordevole treft men bewoners aan, die oorspronkelijk derwaarts
kwamen uit Grauwbunderland, en tot op heden hunne eigen taal, het
Ladinisch,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 19
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.