Zonnestralen in School en Huis | Page 7

Henr. Dietz
hij hield zich goed en zei: "Een koning als Uwe Majesteit kan alles krijgen, wat hij maar begeert, ook wel eene prinses, die pepernoten bakken kan."
"Zou je dat wezenlijk denken?" riep de koning, nu erg in zijne nopjes, "kom aan, dan beginnen we dadelijk samen te zoeken."--
Van dat oogenblik af had de koning geen rust meer. Hij moest en zou nog dienzelfden dag op reis, om de knappe prinses te zoeken, die hem pepernoten naar den zin kon bakken. Dat was me een gevlieg en gedraaf trap op, trap af door het paleis: de bedienden liepen elkaar haast onderst-boven, zoo druk hadden ze het, om alles voor de reis in gereedheid te brengen. Twee groote koffers vol prachtige presenten werden er gepakt: niets was den koning te veel of te kostbaar voor de prinses, die .... je weet het wel.
Eindelijk was alles klaar, de reiskoets met vier paarden bespannen voor de deur. De koning stapt in, de opperhofmeester stapt in, en voort gaat het....
Dat was me eene lange, lange reis, van 't eene land naar 't andere en dan weer verder, overal heen, waar maar prinsessen woonden. Maar--hoeveel prinsessen de koning ook zag, toch vond hij er in al de landen, waar hij geweest was, met elkaar maar drie, die tegelijk "heel mooi" en "heel lief" en "heel verstandig" waren. En nu zouden drie heel mooie en heel lieve en heel verstandige prinsessen nog meer dan genoeg geweest zijn, om er eene keuze uit te doen. Maar .... geene van de drie kon pepernoten bakken!!
"'t Spijt me erg, dat ik geene pepernoten kan bakken," zei de eerste prinses. De prinses zou wel graag de vrouw van den koning geworden zijn, en daarom vroeg ze met een verlegen stemmetje: "Mogen het geene amandelkoekjes zijn, die maak ik heel lekker, ronde en vierkante en hartjes, met veel boter."--"'t Spijt mij ook, lieve prinses," zei de koning; "maar het moeten pepernoten zijn."
De tweede prinses was niet zoo zacht en goedig als de eerste. Toen de koning haar vroeg, of ze ook pepernoten bakken kon, gooide ze het hoofdje fier achterover, trok de roode lipjes op en zei verdrietig: "Wat ik U bidden mag, heer koning, kom mij toch niet met zulke dwaasheden aan. Wie heeft er toch ooit gehoord van eene prinses, die--pepernoten kan bakken!"
Maar bij de derde prinses, nog wel de mooiste en de verstandigste van de drie, ging het den koning nog heel anders. Verbeeld je: die liet hem niet eens den tijd, om te vragen, of ze wel .... V����r de koning nog iets gezegd had, kwam de prinses zelf met eene vraag. Ze zou wel graag willen weten, zei ze, of de koning ook--op den doedelzak kon spelen. Op zoo'n vraag had de koning nu al heelemaal niet gerekend, ja, hij had er niet eens aan gedacht, dat de prinses hem iets zou kunnen en durven vragen. Hij was er verbluft van en stotterde: "'t Spijt me, 't spijt me, geachte prin-prinses, maar op den doe-doedelzak, daar kan ik niet op spelen."--"O," zei de prinses, "als dat zoo is, behoeven we niet verder te praten, dan kan ik toch nooit Uwe vrouw worden. Het spijt me wezenlijk om U, en zelf had ik het ook graag anders gewild; want ik vind U heel aardig. Maar--op den doedelzak te hooren spelen, o, dat is mijn lust en mijn leven. En daarom heb ik me vast voorgenomen, nooit een' man te nemen, die dat niet kan." Arme koning, daarmee kon hij weer naar huis gaan. Vergeefs had hij de lange reis gedaan: de koffers met presenten waren niet open geweest, eene prinses, die z���� en z���� en z���� was en daarbij pepernoten kon bakken, had hij niet gevonden.
En toch--de koning had er nu eenmaal zijne zinnen op gezet--er moest eene koningin komen. Zoo gebeurde het, dat na eene heele poos de koning den minister weer bij zich liet roepen. De koning zat met de hand onder 't hoofd en zuchtte, toen zijn opperhofmeester binnenkwam. "Uwe Majesteit heeft toch geen verdriet?" vroeg de opperhofmeester medelijdend. "Ik heb nog altijd geene koningin," zei de koning, "en dat hindert me. Weet je, waar ik bang voor ben: ik vind nooit eene prinses, die pepernoten kan bakken. Ik geloof, dat ik maar van de pepernoten moet afstappen, al spijt het me ook geducht. Me dunkt, ik moet maar tevreden zijn met--amandelkoekjes. Ja, de prinses, die zoo lekker amandelkoekjes kan bakken, ronde en vierkante en hartjes, met veel boter, die moet mijne koningin maar worden. Reis nu maar dadelijk naar de prinses van de koekjes en vraag, of ze nog lust heeft mijne vrouw te worden."
De opperhofmeester reisde welgemoed heen, maar teleurgesteld terug; want hij bracht de boodschap aan den koning, dat--de prinses tot haar spijt de vrouw van den koning niet meer worden kon, omdat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 106
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.