gemist
had, waar zij al hare zinnen op had gezet. Maar hoe ook zij na lang
denken had begrepen, dat het toch wel wat veel was, bij zooveel goeds
als de koning had, ook nog naar den doedelzak te vragen. En hoe ze nu
dus besloten had, om op de vraag van den koning een vriendelijk "ja" te
antwoorden en toch maar zijne vrouw te worden.
Of die opperhofmeester ook in zijne nopjes was. Dadelijk liet hij de
koffers met de presenten, die hij op zijne reizen naar de prinsessen
trouw meegenomen had, naar 't paleis brengen en zelf pakte hij alles
voor de gelukkige prinses uit. En dat zegt wat voor zoo'n voornaam
heer! Maar in zijne blijdschap zou hij graag nog wel veel meer hebben
willen doen, als hij maar geweten had, wàt!
Op de terugreis naar den koning moesten de paarden voor de reiskoets
draven, jagen, dat ze er den adem haast bij verloren. De koets stoof in
vliegende vaart over den weg, hooren en zien verging den
opperhofmeester; maar dat kon hem niet schelen. Hoe sneller, hoe
liever, dan was hij des te eerder bij den koning, om hem de blijde
boodschap te brengen.
Eindelijk stonden de paarden hijgende en brieschende stil voor 't paleis.
De opperhofmeester was in een' wip het rijtuig uit en twee treden te
gelijk ging het de trap op naar de voordeur. De koning, die al
verlangend had staan uitkijken, toen hij zulk woest getrappel van
paarden in de verte hoorde, kwam zijn' opperhofmeester al tegemoet in
het voorportaal. Maar toen hij het stralende gezicht zag en begreep, dat
alles goed was, wenkte hij hem gauw mee in eene groote zaal, waar ze
ongestoord praten konden. "Ze doet het, ze doet het!" riep de
opperhofmeester dadelijk, toen een bediende de deur had dicht gedaan.
Toen vloog de koning zijn' opperhofmeester om den hals, en hij
schudde hem de hand, zoo lang en zoo hard, dat de opperhofmeester
"au" riep. "En, en" .... vroeg de koning, toen hij wat tot bedaren
gekomen was, "vroeg de prinses ook nog naar den doedelzak?"--Toen
vertelde de opperhofmeester alles, wat hij zelf gezegd, en alles, wat de
prinses daarop geantwoord had. En de koning omarmde zijn'
opperhofmeester nog eens en drukte hem weer de hand en beloofde
hem drie ridderordes, omdat hij bij de prinses zoo flink en goed voor
zijn' koning gesproken had.--Nog dienzelfden dag werden de
ridderordes besteld bij den knapsten goudsmid in 't heele land. En toen
ze klaar waren, stond ieder te kijken; niemand had nog ooit zulke rijke
en prachtige en groote ordes zien dragen. De eene was een kruis van
zuiver goud, bezet met diamanten; de tweede was een driehoek van
zilver, ingelegd met pareltjes en met drie parels aan de drie hoeken, zoo
groot als duiveneieren; de derde was eene ster met twaalf punten, alle
bezaaid met roode, blauwe, gele en groene edelgesteenten. Het gouden
kruis was alleen al zoo groot, dat het de heele borst bedekte. De
zilveren driehoek moest dus wel op den rug gedragen worden, die er
heelemaal door bedekt was. Voor de schitterende ster wist de
opperhofmeester geene plek meer te bedenken; die droeg hij bij
feestelijke en plechtige gelegenheden dus maar in de hand. 't Was eene
pracht, en je kon er duidelijk aan zien, hoe dankbaar de koning wel was
en hoe blij met het lieve, mooie, verstandige vrouwtje, dat hij trouwen
zou. Het duurde nu ook niet lang meer, of de koning werd bruidegom
en de prinses bruid, en samen vierden ze bruiloft en met hen vierde het
heele land feest. De klokken luidden, en de vlaggen wapperden er lustig
op los. Eerepoorten in de straten, slingers van groen en bloemen aan de
huizen--den heelen dag door muziek en 's avonds lichtjes, lichtjes
overal en vuurwerk. Gejuich en gejubel, lachen en zingen en dansen en
smullen en pret maken--eene heele week lang. Feest was het en nog
eens feest bij oud en jong, bij arm en rijk, alles ter eere van de lieve
jonge koningin.
't Vroolijkst van allen waren de koning en de jonge koningin en geen
was er, die zoolang feest bleef vieren als zij met hun beidjes.--Ja--toen
er al lang geen feesten meer in het land gevierd werden ter eere van het
koningspaar, bleef het nog altijd feest in de harten van den koning en
de koningin. Dat kwam, omdat de koning zoo heel, heel gelukkig was
met zijn koninginnetje, en het koninginnetje weer zoo gelukkig met
haar koning.
Dat kwam, omdat ze elkaar met den dag liever kregen.
Wat zag het koninginnetje er toch frisch en aardig uit, vond de koning,
wat kon ze verstandig praten, wat was ze zacht en goed! De koning
moest lachen, als hij dacht aan vroeger, toen hij eens de vingers
gestoken had door een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.