al naar de deur, en eindelijk vroeg hij: "Komt mijne sprookjesfee niet?" Juist kwam de prinses de deur in en zei: "Daar ben ik al! Wat zal het nu wezen?"--"Vertel me nu eens wat van dieren, die praten kunnen," zei de prins. "Kun je dat?"--"Zeker," zei de prinses, en ze vertelde van den wedloop tusschen den haas en den egel, en de prins ging recht overeind in 't bed zitten en lachte als een gezond mensch, en toen het uit was, zei hij: "Heerlijk, heerlijk, ik voel me zoo prettig, dat ik zeker morgen wel al een paar uurtjes op kan staan. Hartelijk dank, lieve fee!"--"Ik ben geene fee," zei de prinses, "ik ben maar een gewoon meisje, dat o, zooveel van sprookjes houdt."--"En ze o, zoo mooi vertelt!" zei de prins. De prinses kleurde van pret en dacht: dat moest de sprookjesfee eens hooren. Die zou schik hebben. "Tot morgen," riep de prins, toen de prinses heen ging.
Toen de prinses den volgenden avond weer kwam--waar was toen de prins? Het bed was leeg. Een heldere lach klonk door de kamer, toen de prinses naar het ledige bed keek. Daar zat de prins in een gemakkelijken stoel bij 't venster en een even gemakkelijke stoel stond tegenover hem. "Neem plaats!" zei de prins. "Wat zal ik nu prettig luisteren."--"Waar moet ik nu van vertellen?" vroeg de prinses. "Ik zou zoo graag eens van dingen hooren, dingen, die net doen als menschen," zei de prins. "Kan dat?"--"Dat kan!" zei de prinses. Luister maar:
"Er was eens een net heertje; zijn heele rijkdom bestond in een' laarzenknecht en een paar pantoffels, maar hij had den fijnsten linnen kraag van de wereld, en van dien linnen kraag zullen we eene vertelling hooren." En nu vertelde de prinses van den kraag, die zich nu oud en wijs genoeg vond, om te trouwen en toen verliefd werd op eene zijden kous, waarmee hij toevallig in de wasch kwam. Verder, dat de kous zich eene veel te fijne juffer vond, om iets van den kraag te willen weten. Dat toen de kraag van liefde gloeide voor het strijkijzer en later weer mooie praatjes hield tegen de schaar, waarmee zijne rafels afgeknipt werden. Zoo'n sierlijke danseres had hij nog nooit gezien enz. enz. Dat de schaar van boosheid een glip in den kraag maakte. Dat de kraag eindelijk met eene van de pantoffels wou trouwen en toen met schrik hoorde, dat die al verloofd was met den laarzenknecht. Dat hij toen niets meer van de liefde wou weten en toen hij later in den lompenzak kwam, zoo schrikkelijk pochte en praalde. Ieder had van hem gehouden, ieder had met hem willen trouwen. Daar was eerst eene zijden kous, zoo slank en fijn.... en zoo ging dat voort. En zoo grappig vertelde de prinses dat alles, dat den prins op 't laatst de tranen over de wangen rolden van 't lachen. Toen de vertelling uitlas, sprong hij op en riep: "Neen, maar, zoo iets grappigs! Dat heeft me zoo gezond gemaakt als een visch! Ik dank U, lieve sprookjesfee! Ik dank U!" Daar sprong de deur open en de koning kwam binnen. "Wat is me dat hier voor eene vroolijkheid," riep hij. "Ik hoorde in de verte lachen."--"De prins is weer beter!" zei de prinses. Toen sprong de koning ellen hoog. "Lief meisje," riep hij, "je hebt mijn' prins gezond gemaakt, daarvoor zal ik je eene kist vol geld geven en...."--"Niets er van!" riep de prins, "daarvoor wil ik haar tot mijne vrouw maken!" Toen de koning die woorden hoorde, betrok zijn gezicht. "Ja," zei hij, ik kan me best indenken, dat je het meisje lief hebt gekregen, maar een prins kan geen gewoon meisje trouwen, die moet eene prinses hebben...."--"Dat ben ik juist!" zei nu de prinses met een zacht stemmetje. "Sakkerloot! als dat zoo is!" riep de koning.
Toen vertelde de prinses haar eigen geschiedenis, en die geschiedenis vond de prins nog de allermooiste vertelling. Natuurlijk wou de prins de prinses zelf naar de oude sprookjesfee terugbrengen. De oude, zei de prins; want hij hield maar vol, dat zijne prinses eene nieuwe, jonge sprookjesfee was. Wat de oude sprookjesfee schik had, toen ze den zieken prins zoo gezond en gelukkig voor zich zag! Hoe hare oogen schitterden, toen ze hoorde, hoe mooi haar logeetje had weten te vertellen! Van de sprookjesfee ging het nu naar 't ouderlijk paleis van de prinses. De koning daar was wat blij, dat hij nu ook een' zoon kreeg. Maar hoe gelukkig de prins was, toen hij 's avonds in het gezellige torenkamertje met al de brandende lampjes zat, tegenover de prinses, die al weer eene andere vertelling vertelde, dat is niet te zeggen.
Toen de prins later koning werd, liet hij aan alle meesters en juffrouwen van de scholen in zijn land zeggen,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.