Zonnestralen in School en Huis | Page 4

Henr. Dietz
nu gaat U toch, om den armen zieke weer beter te maken?"--"Ik zou het zoo graag doen," zei de fee, "maar het land van den prins is ver, en ik ben oud, te oud, om zoo ver te reizen. Er moet een ander, eene jongere in mijne plaats gaan."--"Maar wie zou zoo mooi kunnen vertellen, als U!" riep de prinses. "Er moet immers juist zoo heel mooi verteld worden!"--"Ik weet er maar één," zei de fee; "'t is een meisje, dat dol is op sprookjes, dat zich eene lange reis getroost, om één sprookje te hooren, dat...."--"O, lieve fee," riep de prinses, "U kunt mij toch niet meenen!"--"Zeker! ik meen niemand anders," zei de fee; "zou er wel één ander meisje zijn, die zooveel sprookjes in haar leven gehoord heeft en die de sprookjes zóó liefheeft? Je hebt het nooit geprobeerd, kindlief, maar je moet mooi kunnen vertellen, en nu ik niet kan gaan, moet jij den prins redden."--"Ik wil het graag probeeren, als 't niet anders kan," zuchtte de prinses, "maar ik ben bang..." "Niet bang wezen, liefje, met moed op reis gaan; wie weet, hoe heerlijk de terugkomst is."
Dien nacht sliep de prinses slecht; maar ze zette toch den volgenden morgen een vroolijk gezichtje en stapte dapper in het rijtuig, waarmee ze de reis beginnen zou. 't Was bijna avond, toen de prinses de stad binnen reed, waar de prins woonde. Nieuwsgierig tuurde ze door de raampjes. Alle menschen, die op de straat liepen, zagen er triest en treurig uit. Ze kwam voor het paleis, daar stond het zwart van menschen, en toch was het er doodstil. Alle menschen lieten het hoofd hangen en zett'en bedrukte gezichten: de prins zou dien nacht wel sterven.
De prinses stapte uit het rijtuig. Met groote moeite kwam ze door de menschenmassa heen bij de deur van het paleis. Ze vroeg den koning te spreken. Antwoord: die was niet te spreken; die zat bij het sterfbed van den prins en wou daar niet weg. Dan moesten ze maar den dokter roepen en zeggen, dat ze kwam met eene boodschap van de sprookjesfee. Pas had ze dat woord gezegd, of de deuren vlogen voor haar open, en het duurde geen vijf minuten, of ze stond in de ziekenkamer.
Daar lag de arme prins onder zijne zijden dekens--doodsbleek. Hij sloeg even flauwtjes de oogleden op, toen de prinses binnen kwam, maar sloot de oogen ook dadelijk weer; 't was hem onverschillig, wie er kwam of ging. "Kijk eens, mijn jongen," zei de koning, "daar is een jong meisje, en de dokter zegt: ze is gekomen om je weer beter te maken."--"Mij weer beter maken?" zei de prins met eene matte stem, "mij weer beter maken, dat kan niemand."--"Mag ik het eens probeeren, beste prins?" vroeg de prinses met eene hartelijke, vriendelijke stem. "Kijk, eerst wil ik Uw hoofdkussen eens prettig opschudden, en dan ga ik bij Uw bed zitten en vertel U een sprookje...." "Een sprookje!" zei de prins, en zijne stem klonk een beetje helderder, "kun je sprookjes vertellen?"--"Of ik!" zei de prinses, "ik kom regelrecht van de sprookjesfee, en U moest heel veel groeten van de goede fee hebben, en ze wenschte U hartelijk beterschap. Als ze niet zoo heel oud was, zou ze zelve gekomen zijn om U te vertellen, maar nu heeft ze mij de sprookjes geleerd. Mag ik beginnen?" De prins knikte glimlachend met het hoofd. "Waar zal het van wezen? van menschen, van dieren of van dingen?" vroeg de prinses, "'t Is mij alles hetzelfde," zuchtte de prins, die al weer matter begon te worden. "O, wat ben ik ziek. Je hadt vroeger moeten komen. Ik sterf van honger naar sprookjes."
Maar de prinses begon. Ze vertelde van de wilde zwanen, van de trouwe Elise, die om hare broers te redden uit de betoovering van eene booze fee, nooit een woord mocht praten, voordat ze elf pantserhemden van brandnetels gevlochten had. Die bleef zwijgen, toen de menschen allerlei leelijks van haar zeiden, ook toen de koning, dien ze zoo lief had, haar beschuldigde. De prins deed onder 't vertellen de oogen al wijder en wijder open en richtte zich zelfs wat op, om beter te luisteren. Toen de vertelling uit was, zei hij: "Mooi. Jammer, dat het uit is!" Toen draaide hij het hoofd op zij en sliep rustig in.--De dokters schudd'en het hoofd en zeiden: "Wonderlijk, wonderlijk!" De prins had immers in zoo langen tijd niet rustig geslapen. De koning zag er zoo gelukkig uit en dankte de prinses en liet haar naar eene prachtige logeerkamer in 't paleis brengen, waar haar allerlei heerlijkheden gepresenteerd werden.
En de prins sliep dien avond en den geheelen nacht rustig door en at den volgenden morgen met smaak een eitje en 's middags een bordje soep. Toen het avond werd, gluurde de prins maar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 106
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.