spoedig gevolgd werd door vader en een besteller door Jans van het kantoor gehaald. "Houd hem, D��sir��," riep de veldwachter. De man wilde zijn vuist met kracht op den kop van den hond doen neervallen, maar het was te laat. De veldwachter had hem beet en met hulp van de anderen werd den man, hoe hij ook tegenstribbelde, over den haag teruggetrokken.
"Laat los D��sir��, kom hier," riep moeder, die zag hoe hij den man gebeten had. D��sir�� gehoorzaamde en vloog naar moeder, die zijn grooten kop tusschen haar handen nam en hem liefkoosde. "Beste hond, goed beest." Brr, ze rilde. Zoo'n vreeselijke man. Wie weet wat hij haar kind had gedaan, als D��sir�� er niet was geweest.
"Kom, hier, beest, kom hier, je krijgt wat lekkers van de vrouw," en de hond drukte zich tegen haar aan.
Jans kwam met zus hem tegemoet. Nauwelijks zag hij haar of hij vloog op haar af, sprong tegen haar op en wilde haar in haar gezicht likken.
"Nee weg, weg," riep ze. "Foei zus, aai hem dan, haal hem dan eens aan. Als hij er niet was geweest, brr! wie weet wat die leelijke man gedaan zou hebben."
"Kom hier" en ze nam zus in den eenen arm, knielde neer nam den kop van D��sir�� in den anderen en liet het kind den hond aaien, om hem te bedanken voor zijn trouwe hulp. Hij besnuffelde haar aan alle kanten, alsof hij onderzoeken wilde, of haar niets kwaads was overkomen.
Vader kwam even later weer terug--een paar boeren hadden den man met den veldwachter, naar den toren gebracht. Juist kwam Tony thuis.
"Moeder, ze zeggen dat van Buren een landlooper in den toren heeft en dat D��sir�� hem gepakt heeft, is dat waar?"
"Ja," zei moeder, "dat is waar, hier zus, geef hem een stuk worst."
"O, wat is dat lief van je D��sir��," riep Tony. "Nu hou je toch wel van hem, h��."
Zus antwoordde niet, ze stak even de hand uit met de worst, maar trok die ook weer dadelijk terug, toen D��sir�� ze had aangepakt en vluchtte bij moeder, die haar op schoot nam en tegen zich aan drukte.
Maar Tony sloot vol verrukking zijn vriend in de armen, die zijn lief zusje gered had.
"Moeder," zei hij nadenkend. "Weet u wat ik zoo jammer vind. Als een menseh iets voor je heeft gedaan, waar je erg blij mee bent, kan je het hem zeggen en er hem wat voor geven, wat hij graag hebben wil. Maar bij een hond kan het niet."
"Neen," zei moeder, "dat is waar, maar we kunnen lief en goed voor hem zijn en veel van hem houden, dat voelt hij wel."
Voortaan zeide zus er niets meer van als D��sir�� mee uit ging, ze was niet onvriendelijk voor hem, maar haalde hem toch nooit aan zooals vader en moeder, en de anderen deden of speelde niet met hem. Het kostte haar nog steeds moeite hem niet weg te duwen, als hij tegen haar opsprong of zijn goedigen kop in haren schoot legde.
7. Uit logeeren.
Tony had vacantie gekregen. Hij was opgetogen met een mooi rapport thuis gekomen en vader en moeder waren ook heel blij.
"Nu!" zei moeder. "Wat dunkt u, vader, zoo'n flinke jongen mag wel eens een extra'tje hebben."
"Ja, zullen we het dan maar doen?" vroeg vader lachend.
"Wat doen," zei Tony en keek van vader naar moeder, maar zij lachten en zeiden nog niets.
"Watte, moesje?" vleide zus.
"Och, ik denk, dat ze toch niet graag willen."
"Wat niet graag willen?"
"Nu, dan zal ik het je maar vertellen. Wie wil er van jelui twee?n mee naar grootvader en grootmoeder?"
"O heerlijk! Ik! en ik!" riepen ze allebei en vlogen hun ouders om den hals.
Opeens voelde Tony den kop van D��sir�� onder zijn arm.
"D��sir��! we gaan naar grootvader en -moeder. Ga je mee? Kijk, vader, D��sir�� lacht ook, ziet u wel. H��, mag hij ook mee. Grootvader heeft hem nog nooit gezien en het huis is toch groot genoeg, op het erf kan hij zoo heerlijk rondloopen en dan--h��, ja vader, mag dat?"
"Ik denk wel, dat het goed zal zijn. De reis is niet zoo lang en als we derde klas gaan kan hij mee."
Het gezichtje van zus betrok wat, maar Tony was dol van blijdschap en vloog met D��sir�� de gang door naar de keuken om Jans de heerlijke tijding te brengen.
"Eenig zeg Jans. We gaan naar grootvader en D��sir�� gaat mee!"
"Och kom," zei Jans. "D��sir�� mee, hoe kan dat nou?"
"Ja, ja, vader neemt ook een kaartje voor hem. Wat zal grootvader wel zeggen. Ik heb hem toch immers ook van grootvader gekregen en hij heeft hem nooit gezien. Dat is toch ook gek!"
"Nou dan zal je opa het ook wel prettig vinden. Het is er immers nog veel meer buiten dan hier. Hij zal wel gauw zorgen den weg te kennen, dat hij los kan loopen."
"Ja natuurlijk, hij is zoo slim,"
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.