woest en zonderling aangrijpend voorkomen gegeven, dat u denken
doet aan sommige kringen van Dante's hel, waar het verschroeiend
vuur allen plantengroei heeft gedood. Van het terras van het kasteel van
Bergen overziet de blik eene wijde, golvende, kale vlakte, hier en daar
met eene armelijke, verschrompelde flora besprenkeld en overdekt met
een vuile, met den dag dichter wordende lijkwade van rook en roet,
afkomstig uit de hooge schoorsteenen der tallooze fabrieken. Dezen
gruwel kenden althans onze voorouders niet. Onder dien langzaam,
maar gestadig wassenden zondvloed van kolendamp, wordt de
dampkring doortrokken van roetkleurige tinten, die zelfs het daglicht
van zijn glans berooven; de zon zelve zinkt weg in een zee van vuile
zwarte dampen, als een schip in een oceaan van inkt. Welk een
overgang voor wien, als wij, uit het idyllische vlaamsche land komt, uit
dat stille, kalme paradijs van malsche groene weiden, het beloofde land
van herders en runderen! Hoe moeilijk gewent zich onze blik, waarin
zich nog het liefelijk beeld van het vlaamsche landschap weerspiegelt,
aan die sombere, geschonden, donkere natuur; aan dien doffen, in
stinkenden nevel gehulden horizon, waartegen zich de zwarte massa's
afteekenen van eene menigte vormlooze, kale en naakte heuvels en
terpen! Hier strooit de rozenvingerige dageraad geen regen van topazen,
robijnen en smaragden over de met schitterende dauwdroppels
besprenkelde weiden; neen, als een gewonde in onreine doeken
gewikkeld, bevlekt hij den hemel met een bloedroode streep, wier kleur
weldra verdoofd wordt door het vuile zwarte stof, in dichte wolken
opdwarrelende van de dorre aarde. Poog hier geen herderszang te
beluisteren, en zoek niet naar de ruischende voetstappen der
dichterlijke sage, rondwandelende door het bloeiende land: deze aarde
is vervloekt; een onuitblusschelijk vuur verteert haar ingewand;
legioenen schoorsteenen braken onophoudelijk zwarte rookwolken over
haar uit, die haar met een vuil stinkend lijkkleed overdekken. Overal
wordt het oog beleedigd door stijve, geometrische figuren en
getimmerten, wier wonderlijk verwarde lijnen en omtrekken zich als
zware zwarte strepen afteekenen tegen den zwartachtig grijzen hemel
en van verre gelijken op de geraamten van reusachtige walvisschen.
Overal een afschuwelijke chaos van schoorsteenen, van balken, van
getimmerten, nauwelijks van elkander te onderscheiden bij de
twijfelachtige schemering van dien onreinen dampkring, en het gelaat
der aarde bedekkende als met een reusachtig masker van ijzer en hout.
Nog eens, dezen vloek en dezen gruwel kenden onze voorvaderen niet;
zulke onvergefelijke ontwijding der natuur hebben hunne oogen nooit
aanschouwd.
Van het kasteel te Bergen overziet men het middelpunt van het
kolendistrikt. Verder op, naar den kant van Charleroi, dien anderen
krater, die onophoudelijk een vlammenden stroom van kool en ijzer
uitbraakt, vindt men nevens de steenkolenmijnen, ook pletterijen en
glasblazerijen; maar hier heerscht de kolenindustrie alleen en
onverdeeld, in geheel de landstreek, onder den naam van de Borinage
bekend. Niets leidt hier de aandacht af van het groote werk der
kolenontginning; alle krachten en vermogens, alle werkzaamheid en
inspanning is op dit eene doel gericht; allen verwachten brood, welvaart,
rijkdom van het zwarte goud, dat het nimmer rustende houweel der
delvers aan dit onderaardsche Californië ontrukt. Het hijgend snuiven
der machine, die de kooien rusteloos op en neder doet gaan,--eene
schelle symphonie, die ge nimmer vergeet als zij eenmaal uwe ooren
trof,--is als de gloeiende, gejaagde ademhaling van het koortsige leven
dat daar in de diepte woelt. Nu en dan stijgt een geweldig geloei, als
van gewonde bisons, uit den schoot der aarde op, gelijk een kreet van
smart en woede van den vertoornden titan. Deze en andere geluiden, de
ratelende donder der waggons die in volle vaart over de platformen
rollen; het gelui bij de aankomst en het vertrek der kooien; en beneden
in de galerijen, het rammelen der door paarden langs de rails
voortgetrokken of langs eene schuine helling afglijdende karren, het
brullen en stampen der machines:--dit alles te zamen vormt een
onharmonisch, oorverscheurend, verdoovend orkest, een baaiert van
geluiden, wel passende bij de akelige doodschheid van dit sombere
landschap, waarover de hooge schoorsteenen, als zoo vele gapende
drakenmuilen, onophoudelijk wolken van zwarten rook en vuilen
kolendamp uitbraken.
Waarheen ge den blik ook wendt, overal stuit ge op groote terpen, als
het ware puisten en gezwellen op het gelaat der aarde, door de
inwendige gisting te voorschijn geroepen: dat zijn de zoogenoemde
terris. Met iederen dag wassen zij in omvang door de sintels en slakken,
die daar worden opgestapeld. Sommigen zijn bijna kleine bergen met
afgeknotten top, met half ingezonken hellingen en diepe sporen en
groeven, niet ongelijk aan reusachtige litteekenen. Onder de ruwe,
grove oppervlakte smeult het bestendig, en het verborgen vuur zendt
zwermen van vonken omhoog, die 's nachts de zwarte massa dezer
donkere terpen fantastisch verlichten en met roode stippen bezaaien.
Langzamerhand echter ontfermt de weldadige natuur zich over deze
monsterachtige gedrochten: dan ontkiemt het groene gras in de spleten,
dan beginnen de wortels der planten en boomen zich uit
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.