offers als het moderne monster der industrie: de baron, hoe ruw en woest hij mocht zijn, was toch altijd een mensch, in wiens boezem een menschelijk hart klopte, terwijl bovendien zijn eigen belang hem waarde moest doen hechten aan het leven en de betrekkelijke welvaart zijner onderhoorigen; maar de mijn, maar het werktuig, is eene blinde, onbewuste macht, die van geen erbarmen weet, voor wie duizend menschenlevens niet meer waard zijn dan het tot gruis geslagen stuk steenkool; die verplettert en vermaalt en verminkt en schendt, en altijd, altijd, altijd door nieuwe offers vraagt.
Men heeft de mijnen en fabrieken met de oude feodale burchten vergeleken: en onder sommige opzichten mag de vergelijking gelden. Ook de mijn met haar fabriek beheerscht den omtrek en maakt het land aan zich schatplichtig; ook zij vordert tienden--en meer dan die!--en schattingen en heerediensten; ook zij voedt zich met den arbeid en de levenskracht der omwonende bevolking. Maar, nog eens, nimmer drukte eenige burcht zoo loodzwaar op het land of vorderde zulke schatting aan leven en bloed; nimmer was der hoorigen lot zoo schrikkelijk, zoo troost- en hopeloos, als dat der slaven van de verschrikkelijke mijn. Hoe ze u aangrijnzen, die sombere burchten van den demon des vuurs, die hunne wortelen uitslaan tot in het hart der aarde en de beste levenssappen van den ganschen omtrek tot zich trekken, om ze om te zetten in klinkend goud. En dit geheimzinnig reusachtig alchimisten-laboratorium is altijd daar en op honderd verschillende plaatsen in functie: op dit kleine plekje gronds telt men niet minder dan tweehonderd steenkolenmijnen, die bijna allen zonder ophouden bewerkt worden en wier onderaardsche gangen en galerijen zich steeds verder uitbreiden--duistere katakomben van den arbeid, gevuld met menschen-beenderen.
Elke mijn heeft hare eigene bevolking, die onder den walm van haar rook opgroeit en leeft; die zich woningen bouwt op haar krater; die ten huwelijk neemt en ten huwelijk gegeven wordt, kinderen verwekt en sterft bij het gesnuif en gestamp der machines, wier onwelluidend blazen en fluiten en gillen hen bij hunne geboorte begroet, en het oor verscheurt van den stervende. Dezelfde werktuigen, die in de mijnschacht de kooien op en neder doen gaan, brengen het leven dezer gansche bevolking in beweging, als de kloppingen van een ontzaglijk ijzeren hart; en wanneer naast de groeve, waaruit hij weer omhoog stijgt, voor den Borain die andere groeve gedolven wordt, waaruit men niet meer opstaat, dan mengt het zwarte, kleverige kolenstof uit de schoorsteenen zich met de aarde, waarmede de buren, op het naaste kerkhof zijn uitgeput en misvormd lichaam bedekken. Zooals de vlaamsche boer onafscheidelijk verbonden is aan de aarde, die hij met zijn zweet drenkt en bevrucht, zoo is de mijnwerker verbonden aan de mijn: maar dit huwelijk is vrij wat gevaarlijker, want de duistere echtgenoote is lastig, vol nukken en kuren, en eindigt doorgaans met haar gemaal te verslinden. En dan--welk hemelsbreed onderscheid tusschen den eerwaardigen, gezegenden landbouw, dien gezonden, sterkenden, levenwekkenden arbeid op het open veld, onder den vrijen hemel, voor het aangezicht der zon: en dat slavenwerk in de donkere mijn, dat den arbeider verteert en zoo vaak ook moreel te gronde richt. Toch hebben zij hunne mijn lief en gevoelen zich aan haar gehecht; zelfs krom en stram van ouderdom, kunnen zij nog niet zonder haar leven: deze taaie gehechtheid is een trek, dien de mijnwerkers gemeen hebben met de zeelieden, die hoe de zee hen ook moge mishandeld hebben, zich toch nog, machteloos en afgeleefd, naar het strand sleepen en daar, op een bank neergezeten, in droomend gepeins staren naar de wijde zee, wier melodisch ruischen hunne zwervende gedachten in slaap wiegt.
Men heeft mij hier oude, hoog bejaarde lieden gewezen, mannen en vrouwen, die, na gedurende ruim eene halve eeuw dagelijks in den afgrond te zijn neergedaald, nu nog hunne overige levensdagen sleten aan den rand der diepte, waarin zij, afgeleefd en zwak, niet meer konden afdalen. De weinige krachten, die zij nog hadden overgehouden, besteedden zij nu met het bijeenrapen der sintels, het uitzoeken der kolen, het schoonmaken der lampen en andere werkzaamheden van dien aard. De jongeren gaan vroolijk en luchthartig, lachend en zingend, naar beneden; meermalen was ik er getuige van, hoe de kooi, waarin de mijnwerkers plaats nemen, onder luid gelach, gejoel en dartele pret in de diepte verdween, waaruit eindelijk nog maar de verwijderde echo hunner vroolijkheid mij tegenklonk.
Ondanks--of misschien wel juist om het sombere, zwarte, akelige der omgeving, zijn de jonge meisjes van de Borinage gesteld op opschik, op sprekende kleuren, houden zij er van, zich op eene of andere wijze te tooien. Schoon gewasschen en helder in haar werkkostuum--een buis en pantalon--dat haar op knapen doet gelijken, gaan zij in troepjes naar de mijn, met eene bloem tusschen de tanden, lange kleurige linten wapperende langs haar rug, haar hair saamgevat in een netje of een

Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.