en hoorde dat zij overeenkwamen voor den ongehoorden prijs van vijfentwintig duizend francs.
Het was op dit oogenblik, dat de Orohena en de Hira, dicht onder de wal komend, als krankzinnig schoten begonnen te lossen en signalen te geven. De drie mannen kwamen naar buiten, en konden nog juist zien hoe de twee schoeners haastig door den wind gingen en uit de wal staken, grootzeilen en buitenkluivers met een vaartje strijkend onder den druk van de bui die hen ver deed overhellen op het wit-schuimende water. Toen werden ze uitgewischt door den regen.
"Ze zullen wel terugkomen als het voorbij is", zei Toriki. "We konden hier beter weggaan."
"Ik denk dat het glas nog wel een eindje gedaald zal zijn", zei kapitein Lynch.
Lynch was een witgebaarde scheepskapitein, te oud om nog te varen, die ondervonden had dat Hikoe-eroe de eenige plek op de wereld was, waar hij in een dragelijke verhouding met zijn asthma kon leven. Hij ging naar binnen om op den barometer te kijken.
"Groote goden!" hoorden ze hem roepen, en ze renden in huis om met hem te komen staren naar een wijzer die negenentwintig-twintig aanwees. Opnieuw kwamen ze naar buiten, dezen keer in groote haast om zee en lucht te raadplegen. De bui was weggedreven, maar de lucht bleef bedekt. Zij konden de twee schoeners zien terugkomen, vol van top, en in gezelschap van een derden. Een plotseling omloopen van den wind dwong hen de schooten te vieren, en vijf minuten later sloeg een windstoot uit de tegenovergestelde richting alle drie de schepen terug; en van de wal af kon men zien hoe de giektalies met een vaartje werden afgevierd of losgegooid. Het geluid van de branding was hol en luid en dreigend, en er liep een zware deining landwaarts. Een vreeselijke vlam weerlicht barstte voor hun oogen en verlichtte den donkeren dag, en de donder gromde woest overal om hen heen.
Toriki en Levy zetten het op een loopen naar hun booten, de laatste hobbelend over het strand als een doodelijk-verschrikt nijlpaard. Toen hun twee booten de invaart uit schoten, passeerden ze de boot van de Aorai die binnen kwam. Achterin, de roeiers aanmoedigend, stond Raoul: niet in staat om het visioen van die parel uit zijn hoofd te zetten, kwam hij terug om Mapoehi's prijs van een huis te aanvaarden.
Hij landde op het strand in het dichtst van een gietende donderbui, en zóó dicht stroomde het water neer, dat hij tegen Hoeroe-hoeroe aan botste vóórdat hij hem gezien had.
"Te laat", gilde Hoeroe-hoeroe. "Mapoehi heeft hem aan Toriki verkocht voor veertienhonderd Chili, en Toriki heeft hem aan Levy verkocht voor vijfentwintig duizend francs. En Levy zal hem in Frankrijk verkoopen voor honderd duizend francs. Heb je soms tabak?"
Raoul voelde zich verlicht. Zijn zorgen over de parel waren voorbij. Hij behoefde er niet meer over te tobben, al had hij dan de parel niet gekregen. Maar hij geloofde Hoeroe-hoeroe niet. Mapoehi kon hem wel verkocht hebben voor veertienhonderd Chili, maar dat Levy, die verstand had van parels, vijfentwintig duizend francs betaald zou hebben, zóó had hij 't nog nooit gegeten. Raoul besloot kapitein Lynch eens over het onderwerp te polsen, maar toen hij in het huis van dien ouden zeevaarder kwam, zag hij hem met groote oogen staan kijken naar den barometer.
"Hoe hoog zie jij hem?" vroeg kapitein Lynch, erg benieuwd, en hij wreef zijn bril af en staarde weer naar het instrument.
"Negenentwintig-tien," zei Raoul. "Ik heb hem nog nooit zoo laag gezien."
"Geloof ik graag!" snoof de kapitein. "Vijftig jaar lang jongen en man op alle zee?n, en ik heb hem nog nooit zoo ver gedaald gezien. Stil!"
Zij bleven een oogenblik stil staan, terwijl de branding donderde en het huis deed schudden. Toen gingen ze naar buiten. De bui was voorbij. Zij konden de Aorai zien liggen, een mijl uit de wal en overvallen door de windstilte. Het schip stampte en steigerde als bezeten in de geweldige zee?n die in statige stoeten aanrolden uit het noordoosten en zich woedend op het koraalstrand stortten. Een van de matrozen uit de boot wees naar den mond van de invaart en schudde zijn hoofd. Raoul keek en zag een witten chaos van schuim en golven.
"Ik denk dat ik vannacht maar bij u blijf, kapitein," zei hij; toen wendde hij zich naar den matroos en zei hem de boot op de wal te halen en te zien dat hij en zijn kameraden ergens veilig onder dak kwamen.
"Negenentwintig precies," berichtte kapitein Lynch, die met een stoel in zijn hand naar buiten kwam, terug van een hernieuwd bezoek aan den barometer.
Hij ging zitten en staarde naar het schouwspel van de zee. De zon kwam te voorschijn en maakte de atmosfeer nog zwoeler, terwijl de windstilte nog steeds aanhield. De zee?n namen voortdurend toe in grootte.
"Waar die zee vandaan komt, gaat boven mijn petje," bromde Raoul ongeduldig. "Er
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.