Van vijf moderne dichters | Page 5

Willem Kloos
is alles ����n: wat de grashalm richt naar de zon,?het meisje doet knielen aan haar lief,?alles ����n in de grenzeloze, meteloze omarming?Liefde!
Zo, lijk een kind?dat al de wonderen van zijn moeders gelaat ontdekt,?de dauwige ogen, de kittelende wimpers, de mond, en ook?dit groefje dat aan haar mond ontspringt,?en er zijn nog zovele wonderen in haar warme hals?en onder het haar over haar slapen, zo machtig vele--?o weer dit leven te ontdekken, mirakel achter mirakel!
Als een die in het witte vlees van zijn lief?zich voelt als een zwemmer in wentelende wateren?--uitrukken! uitrukken!--?het is zo ver, en zo ver,?en het is zo goed!
Zo goed?als een klokje diep in het dal,?de lauwe geur van veevoeder overal?'s avonds over de dorpen lijk een offerande.
VERZEN VAN WILLEM KLOOS
PERCY BYSSHE SHELLEY
_AAN CO REYNEKE VAN STUWE_
I. PRO?IMION
Soms, als men diep in zijn gedachten klimt?Naar de aan het zwarte azuur te ziene plekken,?De veel licht-eeuwen verre nevelvlekken,?Wier magisch scheemren weifelend verschimt,
Verlangt men naar omhoog, waar 't vonkt en glimt,?Beide armen ijlings voor zich op te strekken?In forschen uitzwaai, 'of ons vleuglen dekken,?Die daarheen voeren, waar aan verdre kim 't
Paleis komt rijzen, en onsterflijk wonen?Al wie op aarde in 't Onverderflijk-Schoone?Leefden, en schiepen wat niet k��n vergaan.
Ach! 't menschdom ging hen voor hun hoogheid loonen....?Aischulos vluchtte voor der burgren hoonen,?En Shelley is op zee door moord vergaan.
2. V����RGEVOEL
Wie ging, met snelle stappen, slank, gebogen?Een heel klein beetje 't hoofd, langs 't ruischend strand? Daar heft hij plots zijn Aanschijn en met oogen,?Vaag en toch klaar, uitkijkend naar den rand,
Den versten zoom des horizons, waar vlogen?Vogels, als vlekken op den heldren wand?Des eindloos-wijden hemels, en zijn hand,?Als vogel-zelf, zich zwierend naar den hooge,
Leek hij zoo klein daar, in 't heelal-ruim staande,?De onsterfelijke Shelley.... Zwaar-diep-luid,?Een beest, dat bulkt naar onbereikbren buit,?Galmt dof de zee, golven op golven slaande:
Dees w��ten 't wel, want, ach, slechts weinig uren later?Lag 't goddelijk genie, als lijk, v��r, diep in 't water.
3. DE MOORD
Het ranke lichaam van de boot (de haven?Uitschietend als een meeuw opeens, met volle?Zeilen, die heftig inderhaast zich bollen)?Scheert over 't zeeschuim reeds, waar, in wild draven,
('s Afgrond's mysteri?n het doodssein gaven)?Zij streeft den stormwind tegemoet te hollen,?Wijl, achteraan en naast, twee even dolle?(Als, ach! op roof-moord uitgestuurde slaven)
Barken snel reppen. Dan komt Duister vallen:?De mist ligt laag op 't water: zien en hooren?Vergaan, alleen de horens hoe?nd schallen....?Hol-dof een botsing bonst: men raadt een smoren,
Door dichte witheid, van twee lichte gillen[*]?En verder niets dan Dood, de diep-in stille....
[Voetnoot *: Van Capt. Williams en Charles Vivian, den scheepsjongen, Shelley's medeschepelingen.]
4. SHELLEY'S STERVEN
Voorover, in het boot-ruim, lang-uit lag?Shelley en las.[*] De wilde golven sloegen?Luider en luider langs de zijden, droegen?Hoog-op het broze vaartuig, met geklag
Van schril zoevend gieren door want en stag,?Die knerpten. Hoorde-i niet, hoe de andren joegen?Hierheen en daarheen, zuchtten, riepen, kloegen??Hij las maar, las, totdat hij niets meer zag ...
Toen stond hij op, verwonderd: neevlen drongen?Overal ����n, en plots ... een donker blok?Komt dreigend door die misten opgesprongen ...?Hij wankelt door den donderenden schok ...
"Is dat de Dood? ontvang me ..." en willig glijdend?Valt hij de diepte in, zwijgend, de armen breidend.
[Voetnoot *: In Keats' _Eve of St. Agnes_, dat omgeslagen in zijn zak werd gevonden.]
5. BEKENTENIS VAN DEN MOORDENAAR[*]
Wij waren jonge wilden: o, de vloek,?Te moeten jong en dwaas zijn: niet te weten?En t��ch te doen ... wel gauw weer is 't vergeten....?Maar later ... later.... Ach! 'k ben moede, ik zoek
Naar woorden, om te sussen mijn geweten,?Doch vind er g����ne.... Zie daar, in dien hoek,?Daar staat Hij en hij glimlacht: schijnt te meten?Den afstand naar mijn bed ... geef mij dien doek,
'k Moet hoesten weer: bloed is 't: ik voel 't, als rijden Mij duivlen door de borst: 'k zal 't snel belijden,?Want haast begeeft mij de adem ... en ik sterf:
'k Heb eens in 't stormen der Toscaansche baren....?... Geef, geef mij de absolutie of 'k verderf....?Voor geld een Engelsch scheepje omvergevaren.
[Voetnoot 1: Zie W. M. Rossetti's Memoir of Schelley, blz. 126. (London, John Slark 1886).]
6. SHELLEY'S VERSCHIJNING
Stil was 't, toen Shelley snellijk tot mij trad....?Ik zag hem nauw, maar voelde zijn nabijen?Bovenaardsche' adem om mijn hoofd zich vlijen,?Z���� zacht, alsof er op een buiten-pad,
Waar niemand loopt, een zoeltje gaat: geen blad?Omhoog beweegt: men merkt alleen zachtblij een?Vreemde verfrissching langs zijn slapen glijen....?Eerbiedig wachtte ik roerloos, waar ik zat:
"Hoor naar uw Ziel, die gij nauw weet, die binnen,?Ver achter 't aardsche schimmenspel, zich wiegt?Op eigen levensdiepte, waar 't beminnen?Eindeloos-door om 't Eeuwig-Schoone vliegt,
Lijk in 't Heelal-ruim om de nooit te kennen,?Der zonnen Zon, al andre zonnen rennen."
7. VERVOLG
Z���� voelde ik: Shelley zeide 't, en een vrede?Van veilig weten zeeg er door mijn heele?Wezen tot in mijn diepste ziel, die 'k spelen?Hoorde van ver, stil-eenzaam op de breede
Weiden der eindeloosheid, en haar beden,?Om ����n te wezen met het Al-zijn, kweelen?Weer ging, heel diep-inwendig, als zoovelen?Dat sinds hun vroegste, droefste
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 17
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.