zou ik misschien weten, waarom ze dit alles doen, dat mij zoo treurig maakt! Ik wil wel dood gaan, bij hen, als ik dan maar eerst weet, wat zij weten!
--Zij weten ook niets! Hoor eens, als je nu je best doet, om heel bedaard te zijn, zal ik je een groot geheim vertellen, dat Vader mij meedeelde. Vader zei: "Waarom" is de duivel; en dien mag je niet aanroepen. Dat wist hij van de menschen. Maar heel in 't geheim, heeft hij mij nog iets anders verteld. Eigenlijk heb ik beloofd het nooit te zullen oververtellen ... maar ... jij spreekt toch nooit iemand ... en ... heel lang leven jullie viooltjes niet!
--Ik beloof je, dat ik nooit, aan wien ook, iets vertellen zal. Och, wien zou ik het ook doen? Mijn zwak stemmetje kunnen de dennen niet hooren! En het gras om me heen, al hoorde dat wat, 't zou niet eens luisteren. Het mooie, glanzende, zachte mos, staat te ver weg; anders was ik daar vroeger al een praatje mee begonnen; maar dan zou ik toch nooit zeggen, wat ik beloofd heb te verzwijgen. Heusch niet!
--Nu dan: de menschen mogen geen "waarom" vragen, zooals ik je al zoo dikwijls zei: maar als ze alleen zijn in hun huis, of in een stukje er van, dan doen ze dat toch wel eens. Dan buigen ze zich op den grond, vouwen hun voorpooten samen en praten in zichzelf. Dat heet "bidden" zei Vader. Dan roepen ze dikwijls, heel dikwijls, terwijl tranen op den grond vallen: "Waarom?... waarom?... waarom?... 't Gaat altijd heel stilletjes; de een weet dat nooit van den ander; want 't mag volstrekt niet! Vader zei: je wordt er akelig van, als je 't hoort; en vader werd niet gauw akelig. En als ze dan zoo een poosje aan den gang zijn geweest, staan ze maar weer op, en gaan maar weer wat anders doen; want antwoord krijgen ze toch nooit.
Zie je, nu denk ik, dat je al even wijs zoudt blijven, als je meegenomen werd naar de menschen. Als ze zelf alles wisten, zouden ze niet stilletjes "waarom" roepen; vooral omdat 't niet eens mag.
--O, wat is dat treurig! Wat is dat vreeselijk, vreeselijk treurig!... snikte 't viooltje.
--Je bent sentimenteel! zei de kikker kalm. Kon ik je maar wat afleiding bezorgen! Maar 't is mijn tijd van zingen niet.
--Het is zoo treurig! zoo treurig. Ik wil ook bidden; mijn heele verdere leven, altijd maar door "waarom?"... "waarom?"... "waarom?"... bidden.
--Dat zal vroolijk zijn! zei de kikker, een mugje happende, dat juist voorbij vloog.
--Och, ik kan toch nooit meer vroolijk zijn! Eigenlijk ben ik het uit mezelve nooit geweest. En al wat je me vertelt, is zoo innig, innig treurig.
--Je bent sentimenteel! Dat is de zaak! Dezelfde dingen die mij doen lachen, doen jou huilen! Eigenlijk kan men niet anders verwachten van iemand met zoo'n uiterlijk als jij!... 't Was misschien nog maar het beste, als ik je alleen liet.
De kikker hief zich een beetje op, en keek met zijn wijzen kop ver over het viooltje en haar verdriet heen, naar het einde van het zandpad, waar het weiland was.
Het viooltje dacht aan de Gedaante, lijkende op den Man, en hoe die gezegd had: "Niet sentimenteel zijn"; en ze was blij, dat ze niet mee behoefde te gaan met den kikker, die haar sentimenteel vond, zooals de Vrouw mee was gegaan met de Gedaante....
Ze wilde wel alleen blijven. Ze kon dan tenminste stil denken wat ze moest denken, en treurig zijn, als ze treurig moest zijn....
--Och, beste kikker, zei ze, ik wil graag gelooven dat je 't goed met me meent; maar ik geloof ook, dat 't misschien wel beter is, als je me maar weer alleen laat. Wij hooren toch niet bij elkaar. Ik ben maar een arm, teer viooltje, en geen kikker, die loopen kan en springen, overal heen! Ik kan niet helpen dat ik sentimenteel ben, en niet wijs en tevreden, zooals jij. Laat me maar alleen. Och, hadt je maar heelemaal niets verteld; dat was misschien beter. Nu weet ik alleen: dat ik nooit iets weten zal! nooit iets begrijpen kan!
--Zie je wel! zei boos de kikker: zie je wel dat de duivel los is in "waarom"? Daar heb je 't nu al! Eerst was je blij, gezelschap te hebben in je eenzaamheid. Om jou heb ik hier mijn tijd verdaan, op een plaats waar ik heelemaal niet hoor! Je vond me knap, en wou dat ik vertellen zou, en nu ... ik begrijp je niet!
--Dat is 't juist, beste kikker! En ik kan toch niet anders zijn.... Aldoor moet ik denken aan 't licht uit de stem van de Vrouw, en aan 't licht uit haar oogen, dat zwart geworden is, toen het viel, net als 't licht van gevallen dauwdroppels en sterren.... En
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.