Van t viooltje dat weten wilde | Page 9

Maria Catherina Metz-Koning
weer, zoo hard ze kon.
De man bleef staan. Hij fronste zijn wenkbrauwen en keek heel donker.
Toen keek hij in de kruinen en luisterde. Het donkere gleed weg van
zijn gezicht en er kwam licht op glanzen.
--Het licht! Het licht van de Vrouw!... juichte 't viooltje. Zie eens! Zie
eens!
Maar het licht ging weg, en het gezicht van den Man werd weer heel
donker. Hij zag recht voor zich uit en ging.
--Man!... Man!... riep nogmaals 't blauwe bloempje. Blijf toch! hoor
toch! De Vrouw heeft licht laten vallen hier, uit haar oogen! Het licht is
weg uit haar stem, en uit haar oogen! Geef het haar weer, de mooie,
mooie Vrouw. Het was zooeven bij jou! Ik heb het gezien!... Ik heb het
gezien!...
De man aarzelde even. Hij hoorde wel iets, maar versnelde toen zijn
pas, en verdween.
--Houd je toch stil! mopperde de kikker, wien al dat gezeur verveelde. 't
Helpt je toch niets. Ze kunnen je immers meestal niet eens hooren! En
als ze je hooren, nemen ze je mee; en dan ga je heel gauw dood. Hij
dacht ook weer dat de dennen riepen; dat was je geluk, anders had hij je
meegenomen. De dennen kan hij niet meenemen!
--Ik wou het!... Ik wou dat hij me mee genomen had; dan zou ik
misschien weten, waarom ze dit alles doen, dat mij zoo treurig maakt!
Ik wil wel dood gaan, bij hen, als ik dan maar eerst weet, wat zij weten!

--Zij weten ook niets! Hoor eens, als je nu je best doet, om heel bedaard
te zijn, zal ik je een groot geheim vertellen, dat Vader mij meedeelde.
Vader zei: "Waarom" is de duivel; en dien mag je niet aanroepen. Dat
wist hij van de menschen. Maar heel in 't geheim, heeft hij mij nog iets
anders verteld. Eigenlijk heb ik beloofd het nooit te zullen
oververtellen ... maar ... jij spreekt toch nooit iemand ... en ... heel lang
leven jullie viooltjes niet!
--Ik beloof je, dat ik nooit, aan wien ook, iets vertellen zal. Och, wien
zou ik het ook doen? Mijn zwak stemmetje kunnen de dennen niet
hooren! En het gras om me heen, al hoorde dat wat, 't zou niet eens
luisteren. Het mooie, glanzende, zachte mos, staat te ver weg; anders
was ik daar vroeger al een praatje mee begonnen; maar dan zou ik toch
nooit zeggen, wat ik beloofd heb te verzwijgen. Heusch niet!
--Nu dan: de menschen mogen geen "waarom" vragen, zooals ik je al
zoo dikwijls zei: maar als ze alleen zijn in hun huis, of in een stukje er
van, dan doen ze dat toch wel eens. Dan buigen ze zich op den grond,
vouwen hun voorpooten samen en praten in zichzelf. Dat heet "bidden"
zei Vader. Dan roepen ze dikwijls, heel dikwijls, terwijl tranen op den
grond vallen: "Waarom?... waarom?... waarom?... 't Gaat altijd heel
stilletjes; de een weet dat nooit van den ander; want 't mag volstrekt
niet! Vader zei: je wordt er akelig van, als je 't hoort; en vader werd niet
gauw akelig. En als ze dan zoo een poosje aan den gang zijn geweest,
staan ze maar weer op, en gaan maar weer wat anders doen; want
antwoord krijgen ze toch nooit.
Zie je, nu denk ik, dat je al even wijs zoudt blijven, als je meegenomen
werd naar de menschen. Als ze zelf alles wisten, zouden ze niet
stilletjes "waarom" roepen; vooral omdat 't niet eens mag.
--O, wat is dat treurig! Wat is dat vreeselijk, vreeselijk treurig!... snikte
't viooltje.
--Je bent sentimenteel! zei de kikker kalm. Kon ik je maar wat afleiding
bezorgen! Maar 't is mijn tijd van zingen niet.
--Het is zoo treurig! zoo treurig. Ik wil ook bidden; mijn heele verdere

leven, altijd maar door "waarom?"... "waarom?"... "waarom?"... bidden.
--Dat zal vroolijk zijn! zei de kikker, een mugje happende, dat juist
voorbij vloog.
--Och, ik kan toch nooit meer vroolijk zijn! Eigenlijk ben ik het uit
mezelve nooit geweest. En al wat je me vertelt, is zoo innig, innig
treurig.
--Je bent sentimenteel! Dat is de zaak! Dezelfde dingen die mij doen
lachen, doen jou huilen! Eigenlijk kan men niet anders verwachten van
iemand met zoo'n uiterlijk als jij!... 't Was misschien nog maar het beste,
als ik je alleen liet.
De kikker hief zich een beetje op, en keek met zijn wijzen kop ver over
het viooltje en haar verdriet heen, naar het einde van het zandpad, waar
het weiland was.
Het viooltje dacht aan de Gedaante, lijkende op den Man, en hoe die
gezegd had: "Niet sentimenteel zijn"; en ze was blij, dat ze niet mee
behoefde te gaan met den kikker, die haar sentimenteel vond, zooals de
Vrouw mee was gegaan met de Gedaante....
Ze wilde wel alleen blijven. Ze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 47
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.