Van t viooltje dat weten wilde | Page 3

Maria Catherina Metz-Koning
grond; dan heb je 't
minst last van alles. Dat had hij van de menschen. Die raden elkaar ook
altijd aan, om laag bij den grond te blijven.--Zeg, hoe oud ben je?
--Wat bedoel je daarmee?
--Hoe dikwijls heb je 't licht zien komen en weggaan?
--Eerst was het licht, toen ging het weg, toen was 't er weer; en daarna
is 't nog eens weg geweest.
--Dus drie dagen zoowat. En noem je dat al erg: den wind dien je nu
gehad hebt? Dan zal je nog eens wat anders beleven als de storm komt!
Dat is een oudere broer van den wind, en een nijdige ook! Je zult rillen
en beven als je dien daar boven hoort! Dan staan de dennen te trillen,
dat de grond waarop je staat meetrilt. Takken worden afgescheurd;
soms heele boomen uit den grond gerukt! Het kraakt en beeft en siddert
om je heen, of er niets heel blijft, en of de aarde van binnen kermt!
--Hoe vreeselijk! Als dat eens kwam! Och, lieve kikker! blijf bij me!
--Ik zal zien wat ik doe. Ik kan me begrijpen dat zoo'n klein ding als jij,
dat nog niets van de wereld kent, raar staat te kijken, bij alles wat je
eenzaamheid even verstoort. Ik voor mij verwonder me over niets
meer!
--Vertel me eens wat van de menschen! vleide 't viooltje.

Ze vond het heerlijk, gezelschap te hebben.
--Met plezier! zei de kikker; en ging een beetje verzitten, omdat een
grassprietje hem hinderde. Zooals ik je zei: ze doen heel raar, en zijn
erg deftige dieren. Soms zijn ze goed voor je, en soms kwaad. Je kunt
niets op hen aan. Over 't algemeen zijn het, behalve de ooievaars, voor
ons de gevaarlijkste dieren. Meestal doen we dan ook, als 't ongeluk wil,
dat we in hun handen vallen, maar heel lijdzaam. Het helpt je niets, of
je al probeert weg te komen. Ze hebben zulke lange pooten, dat ze je
toch wel inhalen. Als ze klein zijn vooral, doen ze niets liever dan ons
plagen, en sarren, en pijn doen. Hoe meer pijn we dan hebben, en hoe
angstiger we springen om hun gemartel te ontkomen, hoe meer pret zij
hebben. De grootere menschen doen je meestal niets. Ze nemen je
alleen wel eens mee, en sluiten je op. Dat doen ze haast met alles; ook
met zichzelven. Ze sluiten zichzelven op in groote, steenen dingen, die
ze huizen noemen, en die ze zelf maken; wat natuurlijk heel veel tijd en
moeite kost. Ze doen erg mal met hun koppen. Ze praten veel; maar
zeggen nooit de waarheid. Dat mogen ze niet doen, net zoo min als
"waarom" vragen. Een ding is zeker: als ze je eenmaal meenemen, zeg
dan je familie maar voor altijd vaarwel! Weerom kom je niet licht meer.
Ik heb wel eens gehoord dat ze ons opeten; maar dat kan ik niet
gelooven. Dat heeft vader ook nooit gezien; en die zag toch heel wat!
Ook heb ik wel eens hooren vertellen, dat ze je soms wat ingeven,
waardoor je een naren dood sterft; en dat ze dan bij je staan kijken, of
er heel wat moois te zien is. Maar ook dit weet ik alleen van hooren
zeggen. Vader zag zoo iets nooit!
--Vertel nog meer! zei 't viooltje, diep ademhalend, toen de kikker
zweeg. Ze vond alles heel merkwaardig wat de kikker vertelde, al
begreep ze dikwijls niet wat hij bedoelde. Ze kon zelf slecht praten;
beter luisteren; en maakte er in haar droomerig hoofdje maar iets van,
als ze niet precies begreep. Ze vond 't ook niet noodig, om uitleg te
vragen, van dingen die haar niet bizonder troffen. Alleen was 't gezellig,
iemand zoo bij zich!
--Vertel nog wat! zei ze weer toen de kikker bleef zwijgen.
--Jawel; maar ik moet eerst bedenken wat ik vertellen zal; want er is

zooveel, zie je!
--Wat is dat! riep opeens het viooltje.
Een zacht, bleek licht was langzaam over het zandpad komen glijden.
Het plekte donkere schaduwen en keek blank door de openingen in de
denne-kruinen. Hard-blank bleef het liggen waar geen schaduw was.
--Dat is de maan! zei de kikker omhoog ziende, Die komt soms 's
nachts. Maar je kunt niets op haar aan; soms blijft ze nachten weg. De
menschen maken dan ook zelf 's nachts licht in hun huizen.
--Slapen die dan nooit?
--Jawel; maar dan willen zij nog iets doen. Vader zei dikwijls: Je kunt
niet begrijpen, zooveel als die dieren altijd te doen hebben. Denk je dat
ze ooit niets doen? Zoo net als jij of ik? Dat noemen ze
"duivelsoorkussen." Ik denk daar maar niet over na; want vader deed
altijd net of hij het begreep,--dat had hij van de menschen,--en dan
vroeg ik maar niet verder, en hield me slim. Maar ik
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 47
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.