Van t viooltje dat weten wilde | Page 7

Maria Catherina Metz-Koning
maar een teer, klein viooltje: meer ziel dan lichaam; meer geur dan bloem; en ze zag nederig in haar droomerige onwetendheid tegen alles op, en voelde in alles het geheimzinnige van niet-begrijpen, dat over haar heen hing als een dikke sluier.
Toen ze den kikker niet meer zag, zuchtte ze even. Ze zou zijn gezelschap erg missen, als hij eens voor goed weg ging. Ze was nu weer alleen, met de hooge, grijs-brons bemoste dennen, met het spitse, onvriendelijke gras, en de nog onvriendelijker uitziende afgevallen denne-naalden, die boos en hard om haar heen lagen.
--Kwam de Vrouw maar eens ... dacht ze hardop.
Ze was weer alleen met het eentonige dennelied, en verlangde zoo naar die lieve stem-muziek.
--Ik zou haar zoo gaarne zien in 't licht! Ik wou dat ze kwam en mij meenam, opdat ik haar altijd zou kunnen hooren!
Toen bedacht ze, dat ze dan losgemaakt zou worden van de aarde, die zorgde dat ze leven kon. Wat dan?... Door een kleine opening in de dennen boven haar, viel waar ze stond juist een lichtblik van den blauwen hemel. Ze zag omhoog, met haar zachte oogen in het licht, en haar geurend bloemenzieltje steeg op tot het licht, vragende.
Maar het licht kuste haar, en zweeg.
Zoo stond ze, toen ze opeens, onder het ruischen van de dennen door, de stem van de Vrouw hoorde.
--Haar stem! jubelde ze, zich trillend opheffend om te luisteren.
Ze zag de Vrouw heel in de verte komen, met een zwarte Gedaante naast zich. Hoe meer ze naderde, hoe duidelijker het viooltje haar stem hoorde; en teleurgesteld riep ze uit:
--Het licht is uit haar stem!
Ze rekte angstig haar stengel om te zien, en zag: dat de Gedaante niet de Man was. Het was een lichaam, lijkende op dat van den Man, maar met een ander hoofd. Zijn arm lag in den arm van de Vrouw, en beiden praatten om beurten, en lachten. Er was geen oogenblik stilte.
--Waarom zegt ze nu niet "Wat is het mooi hier!" misschien komt het licht dan weer in haar stem!... dacht 't viooltje.
De Vrouw ging voorbij; en 't blauwe bloempje, om haar te houden, riep zoo hard ze kon:
--Vrouw!... Vrouw!... Vrouw!
De Vrouw hoorde haar. Ze wendde het hoofd: een bleek hoofd met zachte violen-oogen. Ze zag angstig om, alsof ze kwaad deed met te luisteren, liet den arm van de Gedaante los, en bleef staan. Toen zag ze omhoog, denkende dat de dennen haar riepen. De zwarte Gedaante liep langzaam door, en bleef toen ook staan. Hij sloeg met een stok tegen het gras, en keek naar den grond.
De Vrouw stond alleen, midden in het zandpad. Ze zag omhoog en luisterde....
--Vrouw!... Vrouw!... riep weer 't viooltje.
Toen zag het kleine bloempje, en de zwarte Gedaante zag het niet, hoe de violen-oogen van de Vrouw begonnen te glinsteren, terwijl ze wijd, wijd open omhoog zagen....
En ze zag een licht komen in haar oogen, en nog een licht en nog een... En ze zag die lichtjes vallen over haar zachte, bleeke wangen... Toen keek de Vrouw naar de Gedaante, die wachtte en niet zag, kwam met haar hand over haar blauwe glans-oogen, het licht uitdoovende er in, en ging naar de Gedaante, zeggende:
--Aardig, dat ruischen van die dennen!
--'t Ligt er aan wat je aardig noemt, 't Maakt mij altijd akelig naargeestig. En de Gedaante nam weer haar arm, zeggende: Niet sentimenteel zijn!
Samen gingen ze nu verder langs de grijs-bemoste dennen, welker geur zwaar in de zwoele lucht hing: in den vochtig zwoelen damp, dien de morgenwarmte uit het nattige mos deed stijgen.
--Het licht is uit haar stem! maar 't is niet weg! Ik heb het zien komen in haar oogen, en 't is neergevallen! juichte 't viooltje. Straks, als de kikker komt, moet hij het voor me zoeken.
Juist kwam hij aanspringen.
--'k Heb heerlijk gesmuld, zei hij; en daar ben ik weer.
--De Vrouw is hier geweest! begon dadelijk 't bloempje.
--Dat weet ik. Ik heb haar gezien met een anderen Man.
--Zoo, was dat ook een man... Het licht was uit haar stem. Ze sprak veel, en ze lachte; maar het licht was uit haar stem.
--Natuurlijk ... Ze had zeker niets te vertellen; daarom praatte ze nu wel.
--Het licht was uit haar stem. Maar ik heb het zien komen in haar oogen, toen ik haar riep.
--Zoo, heb je haar geroepen? Dat kunnen ze meestal niet hooren! Dat is heel zeldzaam! En kwam ze bij je?
--Neen, ze dacht dat de dennen haar riepen; en ze bleef staan kijken en luisteren naar de dennen. Toen zijn er lichtjes in haar oogen gekomen, en die zijn neergevallen ... ik denk op het pad, ginds! Die moet je mij geven; die wil ik hebben, opdat ik ze voor haar bewaren kan, of bij me houden.
--Dat waren tranen, klein, dom ding daar je bent! Dat waren tranen! Die kan je niet weervinden!
--Tranen! Wat zijn dat?
--Dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 46
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.