iedereen, door Rob's voogd en de
familie Rensma in de eerste plaats, door de onderwijzers en de
schriftkundigen, werd pertinent verklaard dat niemand anders dan Rob
het bewuste briefje geschreven kon hebben. Nu werd de professor
kwaad, en begon een verwoeden veldtocht tegen de schriftgeleerden,
die volgens hem allemaal ezels waren. Hij schreef de eene brochure na
de andere, en werd ten slotte zoo vervelend, dat niemand meer notitie
van hem nam. Toen schonk de Duitsche Keizer hem de Kroonorde en
den personeelen titel van Geheimrath.
De zaak werd er niet duidelijker op, en er zou zeker nog heel wat tijd
en inkt aan besteed zijn, wanneer niet in die dagen de Transvaalsche
Oorlog alle aandacht in beslag had genomen. De kranten bepaalden
zich nu alleen tot enkele sensatieberichten. Ongeveer elke zes weken
kwam er opeens een telegram, nu uit Singapore, dan uit Groenland, dan
weer uit Valparaiso, dat er een jongen aangehouden was, wiens
signalement geheel overeenkwam met het overal verspreid portret van
den ontvoerde. Natuurlijk brachten zulke berichten telkens een
kortstondige maar hevige spanning, en bleken zij ook telkens onjuist te
zijn. Eens werd zelfs door de Japansche Regeering, op verzoek van de
onze, een jongmensch op staatskosten naar Amsterdam getransporteerd,
omdat men nu zeker meende Rob gevonden te hebben. Maar alle
kosten en moeiten waren vergeefs. Het jongemensch, een reizend
Mongoolsch marskramer, die eigenlijk heelemaal niet begreep wat men
van hem wilde, genoot eenige dagen de belangstelling van heel
Amsterdam, maar werd zoo bekeken, nageloopen, gedrongen en van
het kastje naar den muur gestuurd, dat hij dol blij was toen de
Japansche Consul hem weer overnam. Toch had hij de voldoening, met
een aardig spaarduitje weer naar zijn land terug te keeren, want de
handige directie van het Rembrandt-Theater had kans gezien hem tegen
buitensporig hooge betaling voor twee avonden te engageeren, en zijn
aardige Mongoolsche volksliederen hadden een uitbundig succes
gehad.
Men kan begrijpen dat de familie Hartog, bij wie Rob in huis was
geweest, in groote spanning leefde. Ofschoon zij het 't beste oordeelde,
den raad van Rob op te volgen en te berusten, was de justitie van
oordeel dat men zich hier niet bij mocht neerleggen, en gedurende drie
maanden werd het huis op den Parkweg door een sterke politiemacht
bewaakt, ten einde te trachten den brenger van het briefje, mocht hij
opnieuw komen, in handen te krijgen. Men ontdekte echter geen enkel
spoor, en daar ook, noch uit het papier, noch uit den inkt iets omtrent
de herkomst der berichten kon afgeleid worden, gaf men het ten slotte
op.
Zoo verging het jaar 1901; het werd October 1902, en de belangstelling
was langzamerhand verflauwd; men begon het geval Rensma te
vergeten.
Toen--we herinneren het ons allen nog levendig--gebeurde er opeens
iets, dat als een electrische schok door heel Nederland voer. Den 9en
October ontving de familie Hartog een telegram uit Slavowitz, de
hoofdstad van Czernovië, luidende:
"Ik kom den dertiende thuis.
Rob."
Vier dagen van vreeselijke spanning! Zou het waar zijn? Zou dit
telegram werkelijk door Rob zijn afgezonden? Of had men weer met
een van die leugenachtige sensatieberichten te doen, waardoor al zoo
dikwijls teleurstelling was veroorzaakt?
Den 13en October, des avonds te elf minuten over achten, werd er
forsch aan de bel getrokken, en tien seconden daarna.... stond Rob in de
huiskamer, stralend, gezond, stevig!
Men begrijpt niet hoe zulke dingen uitlekken, maar zeker is, dat de
ochtendbladen van den 14en met vette letters aan het hoofd van de
eerste pagina de groote gebeurtenis meldden. Op den Parkweg zag het
zwart van de menschen; men verdrong zich voor de woning van de
familie Hartog. Rob moest op het balcon komen en werd met luide
hoera's begroet. De heele buurt vlagde. Krantenjongens deden
buitensporige zaken. De Amsterdammer Nieuwsbode, tot op dat
oogenblik een kwijnend blaadje van den derden rang, wist door een
reeks handig-gestelde artikelen de aandacht te trekken, en kreeg er in
acht dagen tijds zevenduizend abonnés bij. Zooals men weet is 't nu een
Naamlooze Vennootschap met een kapitaal van twaalfmillioen gulden.
In alle winkels verrezen speciale etalages, men kocht eenige weken
slechts Rensma-brood, Rensma-sigaren, Rensma-paraplu's, en er was
geen lief meisje in heel ons land, die Rob's portret niet op haar étagère
had staan.
Maar het handigst van allen wist de uitgever van dit boek van Rob's
terugkomst partij te trekken. Om ongeveer acht uur in den morgen was
door bulletins en telegrammen het groote nieuws bekend geworden; om
kwart voor negen stapte er iemand voor het huis Willemsparkweg 921
van zijn fiets, belde, gaf zijn kaartje af en fietste vijf minuten later weer
weg, met de schriftelijke verklaring in zijn zak, waarbij hem--nadere
regeling voorbehouden--de alleenuitgave verzekerd werd van Rob's
reisavonturen! De 17 Amerikanen, 11 Duitschers, 8 Franschen, 3
Russen, 2 Engelschen, 1 Deen en 1 Griek, die later op
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.