Van Orenburg naar Samarkand | Page 5

Not Available
Aral, op een droog en zoutachtig terrein, dat vroeger door de wateren dezer binnenzee werd overdekt, die steeds in omvang afneemt, en ongetwijfeld spoedig geheel zou zijn uitgedroogd, indien niet twee zoo aanzienlijke rivieren als de Sir-Darja en de Amoe voortdurend hare schatting aan het groote meer brachten.

II.
Toen ik aan het fort Kazali of Kazalgue--of zoo ge liever wilt, het fort Nommer I,--aankwam, mistte het zoo sterk, dat ik bijna geen hand voor de oogen zien kon. Nader komende onderscheidde ik eerst eenige windmolens, en daarna ettelijke kleine, lage huizen. Kazali ligt aan den rechteroever van de Sir-Darja; de huizen van het vlek zijn uit tichelsteenen opgetrokken, die in de zon zijn gedroogd. Zij doen u denken aan de arme boerenwoningen in zuidelijk Rusland, met dit onderscheid alleen, dat hier de daken plat zijn. De bazar is ruim en goed ingericht: hier is de algemeene verzamelplaats der Kirghisen van den omtrek, die russische artikelen komen inkoopen of hun vee te koop aanbieden. De liefhebbers zullen zeker met belangstelling vernemen, dat de kaviaar te Kazalgue voortreffelijk is: zij zou inderdaad onvergelijkelijk zijn, zonder de slechte hoedanigheid van het zout, dat bij de bereiding gebruikt wordt.
Het fort Nommer I is het punt van uitgang der stoombooten, die de Sir-Darja bevaren. Bevaren is eigenlijk wat veel gezegd: die booten toch sukkelen met groote moeite op de rivier voort, zonder dat men eigenlijk weet waarom het zoo slecht gaat. Ligt de schuld bij den scheepsbouwmeester, of wel bij de gedurige veranderingen, waaraan het bed en de stroom van de rivier bloot staan? Misschien hebben beiden deel aan dien toestand: maar hoe dit zij, zeker is het dat de stoomvaart op de Sir-Darja in een jammerlijken toestand verkeert, en dat daarin geene verandering is te wachten, zonder eene afdoende verbetering van het bed der rivier zelf:--een werk, dat zeer aanzienlijke sommen vereischen zou.
Twintig wersten van Kazali liggen de bouwvallen der stad Djanekent aan den linkeroever van de Sir-Darja in de nabijheid van een meer. Ik wenschte een uitstapje daarheen te maken, en vroeg en verkreeg daartoe vergunning van den kommandant van het fort, den majoor Youry, die mij zelf paarden verschafte en een gids medegaf, een Kozak, die de turksche taal verstond. Zoo uitgerust toog ik dadelijk op weg naar Djanekent. Wij volgden eenigen tijd de oevers van de Sir-Darja, tot wij, bij eene bocht der rivier gekomen, rechts afsloegen. De weg was zeer druk en levendig. Kirghisen trokken voortdurend heen en weder; sommigen te paard, anderen op een kameel; enkelen, nederiger van aard, zaten op een ezel; ik ontmoette er zelfs eenigen, die op een os reden. Deze Kirghisen gingen naar het fort om schapen en runderen te verkoopen, en zich in ruil daarvoor de noodige voorwerpen aan te schaffen voor hunne kibitka. Langs den weg zag ik verscheidene kleine kampementen van arme nomaden, die voor hun mager vee in deze dorre streek een schraal voedsel zochten. Ik trad enkele dezer tenten binnen: hier waren de vrouwen bezig de schapen te scheren, elders zuiverden zij de wol, overal waren zij aan den arbeid, terwijl de mannen niets uitvoerden. Bezochten wij eene kibitka, dan werden wij steeds ontvangen met het traditioneele aman tachar (ik groet u, vriend). Zoo trokken wij langzaam voort in de richting van het veer over de Sir-Darja, terwijl mijn Kozak mij eenige bijzonderheden verhaalde omtrent den laatsten strooptocht van Sadike.
Sadike is de zoon van Kenissara, een van de onrustigste hoofden der Kirghisen; en hij zelf is een niet minder lastige buurman. Hij zal ons geen rust laten, zoolang zijn hoofd nog op de schouders staat: en het laat zich niet aanzien, dat hij het spoedig verliezen zal: de helden van zijne soort toch maken zich uit de voeten als het gevaar nadert, en moeten zij bij ongeluk aan het gevecht deelnemen, dan dragen zij wel zorg, op hunne vlugge paarden te vlieden, zoodra zij zien dat de kans zich tegen hen keert.
Er liepen reeds sedert eenigen tijd onrustbarende geruchten. Sadike, zoo heette het, rustte zich ten oorlog en had een aanslag op Kazalgue in den zin. Reeds braken de meeste nomaden hunne tenten op en verhuisden naar de overzijde van de Sir-Darja, want men wist zeergoed, dat onze vriend alles uitplunderen zou wat onder zijn bereik kwam, onverschillig of het vriend of vijand was. De kommandant van het fort zond zeventig Kozakken van Orenberg op verkenning uit. Zeventig man tegenover een duizendtal bandieten: de kans scheen hachelijk!
Toch zouden de Kozakken, indien zij maar den vijand onverhoeds hadden aangetast, waarschijnlijk de zege hebben behaald; zij zouden hem althans hebben tegengehouden en van verder voortdringen afgeschrikt. Ongelukkig was het detachement niet genoeg op zijne hoede. Niet ver van het fort, zetten onze soldaten zich neder om hun eenvoudig maal van gort gereed te maken, terwijl een twintigtal hunner, ongewapend, de paarden naar de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.