Pruisen de soldaat de hoogste plaats inneemt, dat alles daar op militairen voet is ingericht, en aan de militaire belangen ondergeschikt gemaakt. Hoe onaangenaam dit militairisme ons moge aandoen, het is nu eenmaal nog onmisbaar; en bij de roeping, die de pruisische staat zichzelven heeft toegekend, is het vooreerst niet te verwachten, dat daarin verandering komen zal. O, geniale Wiertz, met uwe fraaie schilderij, waarop de Beschaving wordt voorgesteld, het laatste kanon verbrekende: hoe schrikkelijk heeft de werkelijkheid van onze dagen dien ijdelen droom verstoord! De beschaving onzes tijds schijnt nog wel, bij al haar edeler streven, zich er op te moeten toeleggen zich te scherpen op het vermenigvuldigen en volmaken der moordwerktuigen! Staan de volken van Europa niet tot de tanden gewapend? Wie zal antwoord geven op de angstige verzuchting des harten: Wachter, wat is er van den nacht?
Doch, waar dwalen wij heen! Het grijze Erfurt is zich zeker niet bewust, tot zoo sombere fantasi?n aanleiding te kunnen geven. Ja wel, het grijze Erfurt. De oude hoofdstad van Thuringen heeft heugenis van meer dan twaalf eeuwen; hare geschiedenis is rijk aan aangrijpende lotwisselingen, aan groote gebeurtenissen. Zij ontving den uitnemenden apostel van Duitschland binnen hare muren, den heiligen Bonifacius, die hier eene kerk en twee kloosters stichtte. In de dagen harer grootste macht, in den aanvang der vijftiende eeuw, telde zij, naar men zegt, eene bevolking van 80,000 zielen, en kon zij 30,000 man onder de wapenen brengen. Maar ook Erfurt verging het, als zoo menige middeleeuwsche vrije stad: burgertwist en partijschappen--de onafscheidelijke gezellinnen der demokratie--brachten haar ten val en deden haar hare vrijheid inboeten. Na den dertigjarigen oorlog was hare bevolking tot op 14,000 zielen geslonken; en heeft de stad zich in later tijd weder uit haar verval opgeheven, de glansrijke dagen van vroeger zijn wel voor altijd voorbij.
Van die glorie des ouden dags verhaalt nog menig trotsch gebouw, verhaalt bovenal de prachtige dom, om wier wille ge Erfurt niet gedachteloos moogt voorbijgaan. Weinig kerken in Duitschland maken een zoo verrassenden, zoo overweldigenden indruk als dit grootsche, machtige gebouw, dat ook door zijn eigenaardigen vorm uwe bewondering opwekt. Nevens den dom verheft de Severi-kerk hare drie spitse torens in de lucht, en helpt het statige geheel voltooien; dat u onwillekeurig verplaatst in den tijd, die in zulke onverwoestbare kunstgewrochten zijne hoogste gedachten, zijne innigste aspirati?n uitsprak.
Maar Erfurt behoort nog slechts half aan Thuringen: wij mogen hier niet te lang toeven. Voort naar Gotha.
Hoe jammer, dat ons de tijd niet gegund is! Anders zou ik niet verzuimen u naar Arnstadt te voeren, het overoude Arnstadt, naar men wil door koning Merowig gesticht, maar nog veel merkwaardiger door zijne schilderachtig schoone ligging aan den voet der eerste bergen van het Thuringer-Wald, en zijne heerlijke, romantische omstreken. En waren wij te Arnstadt, zeker zou ik u uitnoodigen, met mij den somwijlen wel wat bezwaarlijken, maar onbeschrijfelijk schoonen, aan afwisseling rijken weg te wandelen, die over de bergen en door het woud naar Plaue voert. En vandaar zouden wij, altijd door een steeds prachtiger, romantischer berglandschap, ons begeven naar Ilmenau, de fraaie veelbezochte badplaats, zoo geliefd door Goethe, die de heerlijke omstreken der vriendelijke stad zoo onnavolgbaar schoon heeft geschilderd. Daar zijt ge in het hart van het gebergte, en zoudt niet mogen verzuimen een der hooge toppen van het Thuringer-Wald, den Kickelhahn, te beklimmen, om van zijn kruin het prachtig panorama te genieten, dat zich voor uwe blikken ontvouwt. En zoudt ge het van u kunnen verkrijgen, geen uitstapje te maken naar Paulinzelle, met die heerlijke ru?ne der oude abdij, zoo roerend schoon te midden van het donkere bosch, in een door heuvelen omkranst weideveld oprijzende? En verder nog..... doch ik vergeet, dat wij in den spoortrein zitten, die ons van Erfurt naar Gotha voeren moet!
Toch is het niet zoo vreemd, dat al deze beelden voor mij oprijzen: want telkens lokt en trekt en boeit ons het gebergte, dat daar ginds zijne schoone bevallige lijnen in de blauwe lucht teekent, en zijne lagere heuvelen tot aan den spoorweg naderen doet. Het is eene opeenvolging van liefelijke, schilderachtige landschappen, waarvan ge het alleen betreurt, dat ze in zoo ijlende vaart langs u heenvliegen. Maar nu--daar zijt ge in Gotha; ge werpt, van het hooggelegen station, nog eens een blik op het donkergroene gebergte, en richt dan uwe schreden naar de fraaie, bloeiende stad, aan den voet van haar kolossaal slot, den Friedenstein, in een krans van gaarden en tuinen gelegen.
Gotha is de hoofdstad van het hertogdom Saksen-Gotha, dat, sedert 1827, door den hertog van Saksen-Koburg wordt geregeerd. De beide hertogdommen, schoon te zamen den naam van Saksen-Koburg-Gotha voerende, hebben echter tot dusverre, ondanks alle pogingen tot nadere verbinding, hunne eigene zelfstandigheid bewaard; zij hebben geen anderen band met elkander gemeen dan het vorstenhuis, dat over beiden regeert. Gotha is de tweede residentie
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.