een soort van museum en dagelijks te bezichtigen. Wilt gij er binnentreden? Hetzij dan om u naar de hoekkamer op de tweede verdieping te begeven, waar Schiller gemeenlijk arbeidde, en die nog in denzelfden toestand is behouden, als tijdens het leven van den dichter. Ge ziet hier zoowel zijne schrijftafel, als het bed waarop hij, in de vooravond van den 9den Mei 1805, overleed; benevens eenige voorwerpen van hem afkomstig. Aan dit vertrek grenst zijn meer dan eenvoudig slaapvertrek, een zolderkamertje, waar het bed plat op den grond lag. Was hij des peinzens en des arbeidens moede, dan wierp hij zich op zijn leger, om een korte rust te smaken. Gebeurde het dat hem eene of andere gedachte inviel, dan rees hij haastig op, om die aanstonds op te teekenen: licht en schrijfgereedschap waren steeds bij de hand. Eerst in Schillers laatste ziekte, werd zijn bed, dat weldra zijn sterfbed worden zou, in zijne studeerkamer overgebracht.
Weimar is eene kleine stad: ge behoeft dus niet ver te gaan, om het vrij wat statiger en indrukwekkender huis te aanschouwen, waarin Zijne Majesteit Goethe negen-en-dertig jaren lang heeft gewoond, en waar hij, den 22sten Maart 1832, den laatsten adem uitblies. Met deze aanschouwing moet ge u, indien ge, zooals hij, die zich verstoutte uw gids te zijn, tot het gewone "publiek" behoort, vergenoegen: de familie ontzegt vreemden den toegang.--Om ons voor dit gemis schadeloos te stellen, wandelen wij de Marktplatz over, waar het in gothischen stijl gebouwde raadhuis billijk uwe aandacht trekt, en gaan verder het oude gedeelte der stad in. Maar niet zonder eerst een blik geworpen te hebben op dat huis tegenover het raadhuis, waar nu een boekhandel is gevestigd, doch waarin eenmaal de beide schilders Lucas Cranach de oude en de jonge woonden en stierven. Ge ziet, de aanspraak van Weimar op kunstroem dagteekent niet geheel slechts uit later eeuw.--Nog weinige schreden, en daar verrijst het standbeeld van Herder, v����r de kerk, waar hij, als vroeger Luther, predikte, en waarin hij, nevens vele andere beroemdheden, rust. Als ge in deze kerk, Weimars Westminster-abdij, de heerlijke schilderij van Lucas Cranach den Oude, Christus aan het kruis, bewondert, vergeet dan ook niet dat Sebastiaan Bach, die heros der duitsche muziek, hier eenmaal het orgel bespeelde. Achter de kerk is het huis, waar Herder, als generaal-superindentent en hofprediker, van 1776 tot aan zijn dood in 1803, woonde.
Ge gaat eene kleine straat door, en daar verrijst het groote, statige slot, na den brand van 1774 geheel nieuw gebouwd, en vooral inwendig met smaak en vorstelijke pracht versierd. Ik onderstel echter, dat ge niet van mij vergt, u door paleizen rond te voeren, wanneer daartoe geene bijzondere aanleiding bestaat. En schoon die hier licht te vinden ware in een bezoek aan de vier beroemde zalen, aan de vier dichters van Weimar, Herder, Wieland, Schiller en Goethe, gewijd, en met voorstellingen uit hunne werken gesierd:--toch willen wij het paleis onbezocht laten. Wij staan hier aan de oevers der Ilm, en voor ons strekt zich het heerlijke Park uit, dat u niet alleen aantrekt door zijne prachtige boomgroepen en fluweelige grasperken, door zijne lommerrijke lanen en schilderachtige bosschages, maar vooral ook door de herinneringen, waaraan het zoo overrijk is. Wij kunnen niet meer dan ze vluchtig aanstippen. Hier, in dit Park, ligt het dusgenaamde Romeinsche huis, het lievelingsverblijf van Karel-August en van Goethe. Aan den voet der trap, die naar deze hoogst eenvoudige woning voert, leest ge op een marmeren plaat, deze regels van Goethe:
"Die ihr Felsen und B?ume bewohnt, o heilsame Nymphen, Gebet Jeglichem gern, was er im Stillen begehrt! Schaffet dem Traurigen Trost, dam Zweifelhaften Belehrung, Und dem Liebenden g?nnt, das ihm begegne sein Gl��ck!"
Verder vindt ge de Schillerbank, een rustig stil, bekoorlijk plekje, waar de dichter gaarne nederzat. Hij mag dan wel zijne peinzende blauwe oogen hebben laten weiden over de kronkelende Ilm aan zijn voet, dier, naar zijne eigene uitdrukking, in het voorbij-ruischen menig onsterfelijk lied vernam; over den heuvel aan de overzijde, waar Goethes Berggarten met het eenvoudige, zoo geliefde tuinhuis lag. Gelukkig werd toen de liefelijk-vredige indruk van dit kalme, idyllische landschap nog niet verstoord door die groote, nieuwe kazerne, die zich nu, zoo onwelkom en onbescheiden, aan u opdringt: veelbeduidend teeken des tijds, waarin het zwaard eene zoo gewichtige rol speelt, en het ongewapende recht sinds lang voor het overmachtige geweld zwichten moest. Kazernen behooren nu eenmaal tot de signatuur dezer hooggeloofde negentiende eeuw, ook en vooral in het vaderland van Goethe en Schiller.
Wij keeren in de stad terug, doch ge schenkt mij de beschrijving van wat Weimar verder bezienswaardigs heeft: van de bibliotheek, van het theater, waar Liszt eenige jaren muziek-direkteur was; van het Leesmuseum, van den fraaien tuin der soci?teit Erholung, die ook in de stad een zeergoed ingericht lokaal heeft, dat voor vreemden toegankelijk is; en van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.