minderjarigen zoon, met zeldzaam beleid en tot grooten zegen voor haar land en volk, de regeering heeft gevoerd, maar ook de grondslagen heeft gelegd voor het schitterende tijdperk dat volgen zou. Aan haar, de wegbereidster van de gouden eeuw, heeft Weimar het te danken, dat het niet, als zoo menige andere kleine stad, in doffe vergetelheid is weggezonken; aan haar, die de uitnemendste geesten van haar tijd aan haar klein hof wist te vereenigen, waar toen Wieland de eerste plaats innam: aan haar, wier voorgang en voorbeeld wel bovenal zal hebben medegewerkt om haar beroemden zoon te maken tot wat hij geworden is: de vriend van Goethe, de edele Karel-August, de hoog ontwikkelde vorst, wiens naam onverbrekelijk verbonden is met een der merkwaardigste, der schitterendste episoden in de geschiedenis van den menschelijken geest. Eere en dank dit voortreffelijk vorstengeslacht, dat, trots de beperktheid van zijn nauw begrensd gebied, zich eene zoo ruime en gewichtige plaats in de wereldhistorie wist te verwerven, en dat ook heden nog blijkt aan die grootsche traditi?n getrouw te willen blijven.
Ergert gij u aan ons marren, en verlangt gij de stad zelf te betreden? Welnu, volg mij: al durf ik u slechts een vluchtig bezoek, een haastig geworpen blik beloven: toefden wij hier naar onzen wensch, de tijd zou ons ontbreken om ook nog naar elders onze schreden te richten.
Doch, hoe beperkt onze tijd moge zijn, niet onbezocht moogt ge het nieuwe museum laten, dat ge, van het station naar de stad wandelende, aan uwe linkerhand ziet liggen. Het bezoeken van museums en kunstverzamelingen heeft zijne schaduwzijde, vooral voor den toerist, wien zulke bezoeken soms niet meer zijn dan het voldoen aan een eisch der wellevendheid, te hinderlijker, naarmate hij zich meer bewust is, dat zoo vluchtig een overzien van wat alle aanspraak op ernstige en gezette studie heeft, bijna een vergrijp aan de kunst mag heeten. Ik zal u dan ook niet wijzen op de schilderijen en beeldwerken, zelfs niet op de vrij wat belangrijker verzameling van teekening en kartons, hoezeer dezen ook uwe volle aandacht mogen verdienen; maar verzuimen moogt ge het toch niet, uwe schreden te richten naar de dusgenaamde "Preller-Grallerie", op de tweede verdieping van het fraaie, in italiaanschen renaissance-stijl opgetrokken gebouw. Langs de wanden van deze, ook door ordonnancie en architektonische versiering uitmuntende galerij, heeft de weimarsche hofschilder Preller, in zestien groote tafereelen, de lotgevallen der veelbeproefden Odysseus geschilderd, op zijn avontuurlijken terugtocht van het verwoeste Troje naar zijn vaderland Ithaka. Ge weet niet wat in deze heerlijke, inderdaad klassieke kunstscheppingen meer te bewonderen: de zeldzame, aangrijpende schoonheid van het landschap, door den schilder aan de kusten der Adriatische-zee, in het oude Groot-Griekenland, bestudeerd en der natuur afgezien; of de eenvoudig verhevene, echt na?ve opvatting van het menschenleven, waaruit u de antieke geest tegenademt. Dit is meer dan bloot het woord des dichters in beeld brengen, meer dan enkel illustreeren, dit is inderdaad eene vertolking, eene vrije en zelfstandige, en juist daarom in den hoogsten zin getrouwe naschepping van een groot kunstwerk. Om u dit te doen gevoelen, heb ik u hierheen gevoerd; om u te doen zien, hoe men, ook in onze dagen, aan de hoven der duitsche Vorsten, de kunst waardeert en haar weet te bevorderen. Is het mijne schuld, indien de gedachte aan hetgeen in dit opzicht ten onzent geschiedt en niet geschiedt, bijkans in staat zou zijn, u het genot dezer heerlijke kunstschepping te bederven?
Inmiddels zijn wij de stad ingewandeld. In het voorbijgaan werpen wij een blik op het huis, waar Wieland, de dichter van Oberon, tien jaren lang, tot aan zijn dood in 1813 woonde. Hij was, zooals ge weet, als opvoeder van den jongen prins Karel-August, door de hertogin-weduwe naar Weimar ontboden, en vormde daar het middelpunt van een letterkundigen kring, tot zijn gestarnte verbleekte voor de schitterende zon van Goethe, met wien deze meer fijne dan diepe en niet zeer ernstige geest zich wel niet meten kon.--Doch reeds went ge uwe blikken van deze woning af, om ze vol bewondering te laten rusten op die heerlijke groep van Goethe en Schiller, door de meesterhand van Rietschel gewrocht, en midden op de kleine Theaterplatz verrijzende. Gij kent de groep, en hebt dus geene beschrijving van noode; en terwijl ge ze weder voor het oog uwer verbeelding laat te voorschijn treden, prijst ge op nieuw de gelukkige conceptie die de wederzijdsche verhouding der beide dichters en hun beider beteekenis voor de vaderlandsche litteratuur, zoo juist en treffend wist weer te geven. "Dem Dichterpaare das dankbare Vaterland", luidt het eenvoudige opschrift, recht doende aan beide genie?n, waar het ze in eene zelfde hulde samenvat.
Zoo ge van van de Theaterplatz Schillerstrasse ingaat, bevindt ge u weldra voor het nederige hoekhuis, thans eigendom der stad Weimar, waar de dichter de laatste drie jaren zijns levens heeft gewoond. Het is
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.