ben een
goede gids," roept de een. "Geloof hem niet, signor, hij heeft een
slechten ezel en hij deugt niet voor gids," roept een ander. "Dit is de
beste van alle ezels, hawadji! Ik ben alleen een goede geleider!"
schreeuwt een derde. Men wordt door ezels en menschen omringd,
gedrongen, overschreeuwd, vervolgd, en ten slotte ziet men geen
redding uit dien kring van twee- en viervoetige dieren, terwijl men
evenmin weet wien men kiezen zal. Eindelijk geeft men zich over aan
hem die het hardst schreeuwt: "Beklim mijn ezel maar!" Maar op het
oogenblik dat men vast in den zadel denkt te zitten, rolt men in het
zand, indien de geleider niet den stijgbeugel aan de andere zijde
vasthoudt, want de egyptische stijgbeugels hangen aan riemen, welke
niet onder den zadel worden vastgehouden. Soms plaatst een geleider u
met geweld op zijn grauwtje, en jaagt u dan, door middel van een
krachtigen zweepslag, in een bespottelijken draf naar het hotel. De
ezeldrijvers van Alexandrië zijn even rumoerig, even snaaksch en even
slim als de straatjongens van Parijs. Zij leggen er zich op toe, zooveel
mogelijk engelsche woorden op te zamelen, en maken daarvan een
potsierlijke taal op hun eigen hand. Op alles hebben zij een antwoord
gereed, en wanneer hun ezel een misstap doet, waardoor gij groot
gevaar loopt zandruiter te worden, weten zij behendig uw val te
voorkomen, terwijl zij u met een onnoozel gezicht toevoegen: "Een
goed ezeltje toch, niet waar? Men zou er geen paard voor
verkiezen."--Daar het in deze maand gewoonlijk regent, wordt de
indruk, welken men van de stad gekregen heeft, niet gunstiger. De
straten, door de zomerdroogte als het ware met stof gemacadamiseerd,
gelijken op modderkuilen, en daar de geringere volksklasse zich
hieraan reeds gewend heeft, ziet men haar ook gewoonlijk met bloote
voeten en naakte knieën door het slijk waden. Men is van oordeel dat
deze regenbuien het gevolg zijn van de talrijke bosschen en boschjes,
door de Europeanen rondom de stad aangelegd, wijl vroegere reizigers
van iets dergelijks niet gewagen.
Het is niet te ontkennen, dat hetgeen men pittoresk noemt, meestal zoo
morsig is. In de sombere en stinkende steegjes van Alexandrië vindt
men afwisselingen van licht en bruin, waarmede een schilder fortuin
zou maken; blinkende zonnestralen verlichten de met rijk beeldwerk
overladen oude huizen; hier en daar steken kleederen van schitterende
kleuren tegen den modder en het stof af; de breedere straten zijn van de
eene naar de andere zijde met gestreepte stoffen overspannen, ten einde
de voorbijgangers tegen de zonnestralen te beschutten. Eene gansche
bevolking, die nooit de wasschingen schijnt verricht te hebben welke
hare wet haar voorschrijft, wandelt rond met een tred, waarvan de
statigheid slechts overtroffen wordt door dien der kameelen, die hunne
koppen boven de menigte uitsteken. Tooneelen van dezen aard doen
wondergoed voor op eene schilderij, die noch de onaangename geuren,
noch het stof, noch de honden, noch al het walgelijke ongedierte
wedergeeft, waarvan het daar wemelt. Maar de waarheid is anders;
wanneer het droog weder is, zinkt men tot de enkels weg in het stof, dat
u in de keel, de longen, de oogen, den neus en de ooren dringt; en
wanneer het regent, plast men door den modder. Bij droog zoowel als
bij nat weder, loopt er door elke straat eene groot of liever een
modderpoel, die alle onreinheden opneemt, zoodat het geen wonder is
dat de pest nu in deze, dan in gene wijk uitbreekt.
Men vindt in Alexandrië echter zeer nette huizen en goed ingerichte
hotels. "De merkwaardigheden in Alexandrië," schrijft de heer F. W.
Conrad in zijne reizen naar de landengte van Suez, "die men volstrekt
moet zien, zijn de kolom van Pompejus en de naald van Cleopatra. De
kolom van Pompejus heb ik verscheidene malen bezocht. De
consul-generaal der Nederlanden, de heer S. W. Ruyssenaers, die
gedurende ons verblijf in Egypte niet opgehouden heeft ons alle
mogelijke oplettendheden te bewijzen, bracht er mij voor de eerste
maal. Hij woonde toen niet ver van daar op een allerliefst buitenverblijf.
In zijn fraaien tuin werd mij een heerlijke bouquet rozen en andere
bloemen gegeven, waarbij ik mij moeielijk kon voorstellen in de maand
November te zijn. Dit gaf mij gelegenheid, aan eene dame, die tot onze
reisgenooten behoorde, eene kleine oplettendheid te bewijzen.
"De kolom van Pompejus staat op eene hoogte, even buiten de
tegenwoordige stadswallen. Zij bestaat uit voetstuk, schaft en kapiteel,
waarvan de gezamenlijke hoogte ruim 40 Ned. el bedraagt. De schaft,
lang 21 Ned. el, is een goeden stijl; doch voetstuk en kapiteel zijn
slechts middelmatig en schijnen uit een ander tijdvak. De omtrek van
de schaft is beneden 8.90 el en boven 4.95 el.
"Volgens sommigen wordt op een der steenen van het voetstuk de
naam gelezen van Psammeticus II; ik heb dien echter niet kunnen
vinden. Verscheidene reizigers hebben
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.