Stanleys tocht ter opsporing van Livingstone | Page 2

Henry M. Stanley
die verteerd, dan trekt ge een wissel voor een
tweede duizend, daarna voor een derde, en zoo vervolgens: maar spoor Livingstone op."
"Goed. Moet ik onmiddellijk naar Afrika vertrekken?"
"Neen; gij moet eerst de opening van het kanaal van Suez bijwonen. Vandaar zult ge den
Nijl opvaren; ik heb vernomen dat Baker zich gereed maakt om naar Opper-Egypte te
vertrekken: tracht u zooveel mogelijk op de hoogte te stellen van zijne expeditie. Den
stroom opvarende, zult gij aanteekening houden van al hetgeen er voor reizigers
merkwaardigs te zien valt; bezorg ons een goed en bruikbaar handboek, waarin ge alles
opnoemt wat waard is gezien te worden, en de wijze opgeeft, waarop men dat het beste
zien kan."
Vervolgens zult ge wel doen, naar Jeruzalem te gaan; naar men zegt, doet kapitein
Warren daar op dit oogenblik zeer belangrijke ontdekkingen; vervolgens gaat ge naar
Konstantinopel, waar ge inlichtingen moet inwinnen omtrent de geschillen tusschen den
khedive en den sultan. Vandaar zult ge u naar de Krim begeven, en de slagvelden rondom
Sebastopol bezoeken; dan, over den Kaukasus naar de Kaspische-zee: men zegt, dat daar
eene russische expeditie naar Khiwa wordt voorbereid. Dan zult ge door Perzië naar Indië
reizen; in het voorbijgaan kunt ge ons iets belangrijks melden over Persepolis. Bagdad
ligt op uwen weg: deel ons het een en ander mede omtrent den ontworpen spoorweg door
de vallei van den Euphraat; en wanneer ge in Indië zijt gekomen, kunt ge naar Afrika
oversteken, om Livingstone te gaan zoeken.--En nu--goeden avond; en God zij met u!"
Dit veelomvattende programma, dat onzen grootvaders als een onzinnig sprookje in de
ooren zou hebben geklonken, werd door den heer Stanley stipt uitgevoerd: hij vertrok
naar Egypte, bezocht achtereenvolgens al de hem aangewezen steden en landen, en kwam
eindelijk, in Augustus 1870, in Hindostan. Daar scheepte hij zich, den 12den October, te
Bombay op de Polly in: een slechte zeiler, die zeven-en-dertig dagen noodig had om naar
Mauritius te komen. Aan boord van de Polly bevond zich, als eerste stuurman, een Schot,
Lawrence Farquhar genaamd, een bekwaam en ervaren zeeman: en de heer Stanley,
begrijpende dat zulk een man hem uitnemend te pas zou kunnen komen, wist Farquhar te
bewegen, voor den geheelen duur der reis in zijne dienst te treden. Van Mauritius ging de

tocht naar de Seychellen-eilanden; en na aldaar vier dagen vertoefd te hebben, ging de
heer Stanley wederom scheep, vergezeld van Farquhar en zijn getrouwen Selim, een
jongen christelijken Arabier, dien hij te Jeruzalem als tolk in dienst had genomen.
Eindelijk, den 6den Januari 1871, stapte de correspondent van de New-York Herald te
Zanzibar aan land, waar hij door den consul der Vereenigde-Staten, den kapitein Francis
Webb, met de grootste hartelijkheid ontvangen werd. Zijne verdere lotgevallen, voor
zoover wij die hier mededeelen, zullen wij hem zelf laten verhalen.

I.
De stad Zanzibar, die ik in alle richtingen heb doorkruist, heeft in mijne herinnering een
verward en onbevallig beeld achtergelaten. De voorname, aanzienlijke wijk is eene
warreling van nauwe bochtige stegen, met witte huizen en met kalk bepleisterde straten;
in de wijk der Banyans is het eene opeenvolging van smalle, diepe, duistere winkels, aan
bedsteden gelijk: op den voorgrond eenige bronskleurige mannen met roode tulbanden,
en daarachter stapels van gemeene katoenen stoffen: wit katoen, ongebleekt katoen,
geruit, gestreept, gebloemd katoen, katoen zonder einde; dan planken, zwoegende onder
zware olifantstanden; donkere hoeken, waar ge, in de schemering, hoopen ruwe katoen,
aardewerk, spijkers, gereedschappen en allerlei andere artikelen, in bonte wanorde door
elkander, ontdekt.--De negerwijk laat de herinnering achter aan wollige kroeskoppen
boven donkergele of zwarte lichamen, meestal dampende van zweet: onbevallige
gedaanten, neergehurkt voor de deuren van ellendige krotten, lachende, babbelende,
twistende, schacherende, te midden van eene bedompte, stinkende, bedorven lucht: een
mengsel van allerlei uitwasemingen, van teer, huiden, leer, verrottende planten en alle
denkbare, niet te noemen onreinheden en afval.
Ik herinner mij groote, stevig gebouwde huizen, met platte daken en hooge
gebeeldhouwde deuren, van zware ijzeren kloppers voorzien; voor de deur zit eene of
andere donkerkleurige gestalte, met gekruiste beenen, nauwlettend den ingang van de
woning des meesters bewakende. Voorts, een tamelijk ondiepen zeearm, met booten,
sloepen, schuiten, arabische daous, en een vreemde stoomsleepboot, half verzonken in
het slib, dat de eb heeft achtergelaten. Eindelijk, een plein, Nazi-Moya genaamd, waar de
Europeanen, des avonds, met loome schreden op en neder drentelen, om de frissche
zeelucht in te ademen; eenige graftomben van zeelieden, die hier den laatsten adem
hebben uitgeblazen; een groot gebouw, bewoond door den heer Doctor Tozer, bisschop
van Centraal-Afrika, de bisschoppelijke school, en duizende andere dingen.... Al te gader
verwarde en onbestemde beelden, waarin ik ter nauwernood de Arabieren van de
Afrikanen, de Afrikanen van de Banyans, de Banyans van de Hindi, de Hindi van de
Europeanen kan onderscheiden....
Zanzibar is zoowel het Bagdad als het Stamboel van oostelijk
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 32
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.