Sprotje heeft een dienst | Page 4

M. Scharten-Antink
jaren had!"
Plots werd het kind van een starre geslotenheid; er kwam een kwade
glimp in 'r oogen en zij schoof vijandig een rukje met 'r stoel op zij.
Over de fabriek praatte ze nooit; over een dienstje zoeken praatte ze
evenmin.
Ze had 'r moeder en Ant wel eens hooren overleggen, dat het zoo niet
dóór kon gaan, dat er "vastigheid most weze".... maar wat ze met 'r
voor hadden wist ze niet en zij verwachtte er weinig goeds van ook.
Als ze hen 's avonds met afkeurend-ontkennende gezichts-trekkingen

naar elkaar, boven het Advertentieblaadje zag neuzen, dan liep ze
schril-vreemd uit den weg en gaf geen antwoord als haar iets gevraagd
werd. Ze leken dan zoo precies op elkaar, moeder en Ant: de twee
lange, gelige gezichten met de roode koonen, onder het zwart van
wimpers en wenkbrauwen, blaakten gepaard in den lampeschijn; en
bogen zij de hoofden, dan werd beider grof-pluizig golfhaar als één
wriemeling van warrige zwartheid.. 't Kind ervoer het als een
onheilspellende somberte, griezelig om naar te kijken.
Maar nog banger was ze voor de treiterige joligheid van blonde en
blanke Sien, voor het felle lachen van den rooden mond om de
blinkend witte tanden en voor het schelle kijken van haar sterke blauwe
oogen.
Sprotje dacht vaak, dat ze van niemand thuis eigenlijk hield.
Ze droeg weer het oude, bruin-merinos jurkje, waarmee ze de
naaischool had afgeloopen; ze was wat gegroeid en nog wat magerder
geworden, zoodat het haar zielig sluik viel en veel te kort; maar ze
droeg het getroost: zoo spaarde ze 'r twee katoenen jurken, waarvoor ze,
sinds het geen fabriekskleeren meer waren, plots al de oude,
vertroetelende liefde herkregen had....het waterblauwe katoen met de
witte klaverblaadjes, en de andere, een aflegger van Sien, een
zwart-en-wit ruitje, waarin ze nieuwe ondermouwen en een nieuw
voorlijf hadden gezet. Het versche goed kleurde wel wat af tegen het
oude, dat verschoten was, maar met een schort die laag viel over den
rok stond het nog aardig knap.
Het kind, zoodra zij zich wat beter had gevoeld, was zelf die twee
jurken gaan wasschen en strijken; ze had ook haar twee witte
boezelaars gewasschen en haar twee bonte: de opnaaisels had ze zonder
een vouwtje plat geperst en de banden met haar schaartje uitgehaald en
als een harmonica'tje tusschen haar vingers saamgeplooid. 'r Moeder
maakte één schuif uit de lâtafel half voor haar leeg om de spullen te
bergen; vaak, als het werk was afgeloopen en 'r twee zusters nog niet
thuis konden komen, lag ze op de knieën voor het kastje, en keek, en
genoot.... ze haalde haar twee jurken te voorschijn, streek met
voorzichtige aaitjes over 't glanzig katoen, krabde een paar

stijfselblaartjes weg, die bij het strijken waren bovengekomen--want
zoo heel goed een waschje opmaken kende ze nog niet--ze ging de
nieuw ingezette stukken van haar wit-en-zwart ruitje in de zon houden,
dat de kleur zou bijtrekken; zij vouwde haar schorten open,
bewonderde het blokwerk der plooi-lijnen, die als in papier zoo diep en
zoo recht door het stijf gesteven katoen liepen; en voorzichtig, om geen
vouwtje uit zijn voegen te halen, paste ze 't goed weer ineen zooals 't
gezeten had, en lei 't weer keurig op zijn plaats.
Bij dat alles zag zij de keuken aan de Veerbrug, de smetloos
geschuurde, withouten tafel, zoo gaaf en glad als witte zijde, en de drie
brandheldere booien daarrond, met 'r glanzig gepepen tulemutsjes op 't
preutsch-precieze haar, bezig te ontbijten.... één ervan was nog heel
jong, zeventien jaar misschien. Aan de muren van kraakheldere kalk
gloeide ros en goud al 't koper in den zonneschijn, en boven het stalen
fornuis hing in blauwig sneeuwblanke plooien het schoorsteenvalletje
aan de glimmende roe....
Met 'r beetje kleeren soms nog op schoot, zat het kind al starende in een
lang gepeins.
"Net een hofjeskneu, net pietjelut met de lange lip," pruttelde,
ongeduldig, de moeder 's avonds tegen Ant.
Toen in de derde week haar pillendoos leeg raakte, ging Marietje
opnieuw naar het dokters-spreekuur. Zij moest alleen gaan, dit keer,
want haar moeder, met den winterschoonmaak, had twee werkhuizen
elken dag; maar zij ging monter en met plezier, want er was nog altijd
een groote dankbaarheid in haar, als ze aan den dokter dacht.
Zoodra zij echter op het wijde, gladde cocoskleed achter de zware
schrijftafel stond, en van dichtbij het ééne grijze en het ééne bruine oog
haar wel vriendelijk maar zoo onderzoekend en wat verbaasd aanzagen,
was al haar kordaatheid verdwenen. Zij stotterde, vocht met zichzelf
om niet al te raar te lachen, raakte dan nog verbouwereerder daardoor,
en geen woord kwam over haar lippen van al hetgeen zij thuis zich zoo
voorgenomen had te zullen zeggen.

De dokter had haar aanvankelijk niet herkend, omdat zij in die korte,
bruine jurk nog zooveel kleiner leek dan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 33
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.