't wou grijpen; hoe verder Deugniet de armen uitstrekte, des te hooger ging het en eindelijk bleef het aan de zoldering hangen, vanwaar 't spotachtig op hem scheen neer te zien. De schoenen deden al even mal op hun manier. De eene werd plotseling zoo klein, dat zelfs een kat er zijn pootje niet in zou hebben kunnen krijgen en de andere werd zoo groot, dat Deugniet er wel twee voeten tegelijk in kon steken.
Zijn moeder stuurde eerst het personeel weg, dat verbluft over 't geen hier vandaag te zien was, als vastgeworteld in de kamer was blijven staan; zij vond het al te naar voor haar kleinen jongen zoo aangegaapt te worden in zijn vernedering.
Toen zij alleen waren, trok zij hem aan haar borst.
"Wat zal er nog van ons moeten worden, kind," zoo riep zij uit, "als je je niet vast wilt voornemen, in 't vervolg dadelijk en zonder tegen te stribbelen te gehoorzamen! Dit heeft de goede fee je willen leeren, door de rampzalige gave, die zij je bij haar vertrek heeft geschonken. Mijn jongen, luister goed en onthoud het voor je leven: _als men kinderen iets gelast, dient het tot hun bestwil; geen grooter ongeluk zou hun kunnen overkomen, dan zelf de vrije beschikking over 't al of niet gehoorzamen te verkrijgen._
De fee heeft jou die vrije beschikking geschonken en nu bemerk je reeds wat er de treurige gevolgen van zijn. Waak toch in 's Hemels naam over jezelf, als je mij niet van verdriet wilt laten sterven, want ik voel, dat 't mij onmogelijk zal zijn je ongelukkig te zien. En toch zal je dit weldra worden, kind, ongelukkig, diep rampzalig, als je er mee voortgaat jouw wil tegen dien van vader of moeder in te laten gaan."
Deugniet was zoo dom niet, of hij begreep heel goed hoe waar deze woorden waren. Ook hield hij veel van zijn moeder--welk kind, hoe ondeugend ook, zou dit kunnen laten?--Haar diepe smart en teedere liefde deden zijn steenen hartje eindelijk smelten. Hij sloeg zijn armen om haar hals, drukte zijn vuil snoetje tegen haar reine, blanke wangen en veegde zoo de twee groote tranen weg, die stil naar beneden gleden. Zij alleen hadden de macht de betoovering te verbreken, die in werking was getreden, na zijn verklaring, niet meer nat gemaakt te willen worden.--
Zoo waren moeder en zoon dus weer verzoend. Samen gingen ze nu naar de huiskamer, waar op een aardig tafeltje van gepolijst notenhout de boeken en schriften van den kleinen jongen gereed lagen.
"Wees nu eens ijverig," sprak zijn moeder, terwijl zij hem op 't voorhoofd kuste, "en leer als een lieve jongen het lesje, dat je vanavond voor vader moet opzeggen. Wanneer de goede fee hoort, dat je je best hebt gedaan, wordt zij misschien zachter jegens je gestemd en zal ze er mogelijk toe te bewegen zijn, die noodlottige gave weer terug te nemen."
Als Deugniet het voor 't kiezen had gehad, zou hij den tuin in zijn gevlogen. Nu hij echter pas, slag op slag, zulke harde lessen had gehad, durfde hij niet tegen te spartelen en ging dus gehoorzaam aan de tafel zitten. Met moed begon hij te leeren, maar ongelukkigerwijze stiet hij al in den vierden regel op zoo'n moeielijk, lang woord, dat de oude tegenzin plotseling weer de overhand kreeg. Dat lastige woord bracht alles in de war. 't Was als een groote steen midden op je pad, die je den doorgang verspert. Na vruchteloos getracht te hebben er overheen te komen, gooide de ongeduldige, kleine jongen 't boek spijtig op den grond.
"Ik heb een hekel aan leeren; 'k wil van geen enkel boek meer iets weten," riep hij driftig uit.
"Wat is dàt nu?" vroeg zijn moeder en zag hem aan met een blik, die hem aanstonds tot zichzelf bracht. "Is dàt wat je mij zooeven beloofd hebt?"
"Neen moeder," antwoordde hij beschaamd; "och, wees maar niet boos!" Meteen raapte hij het boek op en wou weer aan zijn lesje beginnen, maar, stel je voor, met geen mogelijkheid kon hij het open krijgen. Zijn hevig ontstelde moeder spande eveneens al haar krachten in----tevergeefs.
Nu riep zij den koetsier en den huisknecht, beiden sterke mannen; ze hielden 't boek ieder aan een kant van den band vast en trokken er uit alle macht aan. Verloren moeite! Het wist van wikken noch verwegen. De smid kwam er zelfs met beitel en hamer en de schrijnwerker met zijn verschillende werktuigen aan te pas. Zij braken er hun gereedschappen op stuk, maar 't boek bleef dicht.
"Ik zal een ander nemen," zei Deugniet en stak zijn hand naar een vertelselboek uit, dat hij heel mooi vond. Dit zat echter zoo stevig aan de tafel vastgekleefd, dat er geen denken aan was het los te krijgen. Een derde verdween, wanneer de kleine jongen 't wou grijpen en verscheen zoo brutaal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.