Specialiteiten | Page 6

Multatuli
definitie even volledig en juist, als bondig is, valt in 't oog door vergelyking met het woord generaal: een militair die alle vyanden--of geen enkele vyand--doodslaat, in tegenstelling van den soldaat die zeer speciaal slechts op 'n enkelen tegenstander aanlegt, en dien enkelen maar zelden raakt.
Na deze zoo nauwkeurige en stipte ontleding van den zin dien wy aan 't woord generaliteit behooren te hechten--ik vermeed het heenwyzen naar species en genus, om m'n pedanterie te verbergen--zyn we nu voorbereid tot het wel vatten van de beteekenis der uitdrukking die als uithangbord boven dit vertoogjen in zoo passend gezelschap geplaatst is. Een opschrift alzoo: on its right place.
Een specialiteit is ...
Lieve lezer, ik weet het waarachtig niet!
Zou ook dat woord misschien 'n deun zyn, de basnoot waarop armoed aan denkvermogen 't maseurige wysje doedelt van den right man?
* * * * *
Na de duidelyke uiteenzetting van de beteekenis die we aan 't woord specialiteit moeten hechten, behandelen wy nu--ik hoop even afdoende--de vraag waar zoo'n specialiteit behoort geplaatst te worden?
Wel ... niets eenvoudiger. On the right place, natuurlyk.
Wie daarmee niet tevreden is ...
De bakker by z'n oven, de smid voor z'n vuur, de kat achter de kachel, en ROLLET in 't tuchthuis, als 't waar is althans, wat BOILEAU van dien heer zeide.
En waar specialiteiten niet behooren? Allereenvoudigst alweer! ROLLET op 't kussen, enz. enz.
* * * * *
Het doet me waarlyk genoegen de verhandeling in drie deelen zoo goed en kort te hebben afgedaan. Ik gunde me ditmaal den tyd niet, den lezer te vervelen. Daar echter m'n blaadje nog niet vol is, vraag ik 't woord voor 'n klein verhaal. Misschien stelt het den lezer eenigszins schadeloos voor de lankdradigheid van de verhandeling.
Aan 'n table-d'hote in den Haag, sprak ik. Dit moet vermeld worden als 'n uitzondering, dewyl anders gewoonlyk myn specialiteit in zwygen bestaat. Maar 'n zeer byzondere reden drong my ... och, ik zeg niet gaarne waarom ik deel nam aan de konversatie.
Er was spraak van handel, winkeliers-smart, kramers-humbug, koopmanstrouw en verdere Nederlandsche volkomenheden. Ik had 'n paar bydragen geleverd, doch met weinig succes. Men vond ze niet pikant. 't Is dus met schroom dat ik die nu herhaal, maar ze kunnen by 't afspinnen van m'n vertelling niet gemist worden.
Ik verhaalde dan hoe 'n gefortuneerd jong-mens middel had weten te vinden om 'n zoogenaamd arbeiders-horloge van koper, voor honderd gulden te verkoopen aan 'n "vriend" die 't ding slechts uit de verte gezien had. De handige verkooper had zorggedragen zich te onthouden van de verzekering dat het van goud was, en op 't schertsend bod van den ander, die meende met 'n tamelyk kostbaar werk te doen te hebben, driemaal gevraagd: meen je 't?
--Ja, ja, ja, was er geantwoord, ik meen het!
--Daar heb je 't dan! werd er gezegd en ernstig volgehouden door den ander, tot de betaling inkluis.
Hierin lag nu de pointe van m'n vertelling niet. Maar ik meende die te leggen in 't vervolg van de historie. Een "zeer geacht" groothandelaar, scheepsreeder, diaken, enz. wien ik vroeger dat voorvalletje meedeelde, had me geantwoord: "hoor eens, daarin moet ik je nu tegenspreken. Hy had driemaal gewaarschuwd, en niet gezegd dat het van goud was. De ander had niet zoo onvoorzichtig moeten zyn ... je begrypt ... in den handel ... neen, ditmaal ben ik 't niet met je eens ... driemaal gewaarschuwd ... wat wil je nog meer?
Ik had staat-gemaakt op wat verontwaardiging. Maar m'n table-d'hote- gezelschap scheen voor 'n goed deel uit groothandelaars, scheepsreeders en kerkvoogden te bestaan. Niemand zei: he!
Nu, 't gebeurt wel meer dat 'n vertelling doorvalt. Ik moest me schikken.
Doch dit verklaarde niet waarom 'n heer die schuins tegenover me zat, my zoo vreeselyk boos aankeek. Ik kende hem niet, en pynigde m'n geheugen te-vergeefs met de vraag of ik dien man ooit kon beleedigd hebben? De table-d'hote was zeer goed, ruim voorzien ...
Ik moet er dit by zeggen, om te voorkomen dat men dien zuurkyker verdenke van spysnyd, of my van indiskretie in 't ledigen der schotels. Het stuk speelt in den goeden Toelast, waar de voorraad van gerechten waarlyk tegen grooter onbescheidenheid bestand is, dan ik noodig heb me te veroorlooven.
De man keek zuur, en was deftig.
Het uitvaren tegen witte dassen is wat zagerig geworden, en 't spyt me dus veroordeeld te zyn tot geschiedschryver der verblindende kleurloosheid van z'n keelbedervend halsgewaad. In 's hemelsnaam ... dat is nu eenmaal zoo. En ook overigens zat de man vol witte dassen. Z'n zwarte rok was 'n witte das. Z'n welgedaan zachtblozend gelaat was 'n witte das. Z'n embonpoint was 'n witte das. En z'n zuurkyken ... 'n luiermand vol witte dassen!
Na den diepen val van m'n vertelling, oogstte een commis voyageur grooten byval met oneindige "he!" 's in, over 'n verhaal dat met 'n "mooien slag in de amerikanen" eindigde.
M'n
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 68
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.