Sexueele Zeden in Woord en Beeld | Page 8

D. Ph. Van Vloten Elderinck
rijpe vruchten, een geur zwaar van vruchtbaarheid en beladen met prikkelende specerijen, vanille en muscaat. Uit de velden en weilanden verheft zich het zoete gefluister der millioenen grassen, de gedempte liefkozingen eener ontelbare paarzieke menigte. Aan de oevers buigen zich de wilgen in hevig verlangen, zich spiegelend in de naaktheid der stroomen, wier oppervlakten huiveren onder het liefkozend kussen der zon. In het bosch suist geheimzinnig de tragische hartstocht der eiken en van al het hooge geboomte, waar bij het geritsel der takken in de heiligdommen van het gebladerte duizenden liefdestooneelen zich afspelen, terwijl de heesters omlaag onder luidruchtig stoeien zich om elkander strengelen om liefdes-gunstbewijzen te rooven met de onverzadigbaarheid van uitgelaten gelieven.
Duidelijker nog verkondigen de stemmen uit het dierenrijk, dat de algemeene levenswet is beminnen. De krekels in het gras sjirpen van liefde tot stervens toe. Kleurige vlinders wisselen al fladderend voor onze oogen hun begeerige kussen. In de takken ruischt het zoete geritsel der nesten, vol trillend leven. In het bosch, op het veld, overal gloeien vurige oogen, glinsterend van onverzadigbare paardrift. Waar men den blik wendt ontwaart men naar bevrediging hunkerend liefdesverlangen. Waar maar een wijfje is, is een mannetje, huilend van begeerte of hijgend van uitputting. In de wateren zijn het de dartele visschen, die hun versch-bevrucht kuit toevertrouwen aan de broedende koestering der zon. In sloot en in plas klinkt het minziek gekwaak der kikvorschen bij hun dagenlangen wellust. Op donkere plekken liggen paarsgewijs in elkander gekronkeld sissende slangen, schier bezwijmend van genot en rillend van verrukking. Onder ieder blaadje wordt een insect bevrucht, onder elk grasje vermenigvuldigen zich famili?n, alles ademt voortplanting en teeldrang--de gansche natuur is één algemeene levenverwekking.
De liefde laat den mensch in een mensch van de andere sexe zijn beter en hooger ik aanschouwen. Zij voert twee wezens met differente krachten en hoedanigheden tot elkander, om gezamenlijk de taak der bestendiging van het leven te vervullen. Zij is daarbij de bovennatuurlijke wijding der door de natuur gewilde ontwijding, de geestelijke voorbereiding tot de stoffelijke gemeenschap. De liefde is de wolk van po?zie rondom de verrichtingen der dierlijkheid--zij dekt het laagste met het hoogste.
Zonder liefde leeft de mensch gemakkelijker, maar nutteloozer. Waar het wonder der liefde tot volle ontplooiing komt, daar is zij de schitterende kroon des levens. In de liefde worden man en vrouw elkanders verlosser en heiland, elkanders haven der rust in de stormen van het woelige leven.
Maar de liefde, om niet in doelloosheid te verzinken, behoeft als levenwekkende factor het vuur van de zinnelijkheid. In zinnelijkheid, uit liefde geboren, is niets onreins meer. De in liefde begeerende mannelijke zinnelijkheid ziet in de vrouw niet meer louter het wijfje, minder nog enkel een voorwerp van wellust-voldoening, maar zij is hem opgegaan als een verheven zinnelijke macht, de moeder van komende geslachten--zij is den zoo begeerende geen erotisch verbruiksartikel, maar het liefelijkst wonder der schepping. En hierin komt dan bij het schijnbaar dierlijke de engel weer boven, die volgens Pascal is in den mensch.
Liefde zonder zinnelijkheid is onbestaanbaar of zoo al bestaanbaar, doelloos. Zinnelijkheid zonder liefde is een surrogaat of een karikatuur van de liefde.
Liefde is het middel der natuur om de zinnelijkheid geconcentreerd te houden op een bepaald individu. De vatbaarheid voor zinnelijke liefde is, evenals de begeerte naar het zinnelijk genot, bij beide geslachten verschillend. Voor zinnelijkheid zonder liefde is de man veelal wel vatbaar. De vrouw zelden. De zinnelijkheid der vrouw ontvlamt in den regel eerst door liefde, en is daarvan bijna onafscheidelijk. Hare zinnelijkheid is in hooge mate subjectief, die van den man daarentegen objectief. De zinnelijkheid der vrouw gaat als regel uitsluitend uit naar den geliefden man; de zinnelijkheid van den man richt zich op de vrouw in het algemeen; vandaar dat de man zich gemakkelijker tevreden stelt met surrogaat, in den vorm van bordeelbezoek als anderszins. Nog in tal van andere opzichten verschilt de zinnelijkheid van beide geslachten in zeer sterke mate, gelijk wij in het volgend hoofdstuk nader in het licht stellen.
Het bovenbedoelde verschil in de zinnelijkheid van man en vrouw schijnt mede een der redenen, waarom de vrouw, in de jeugd tenminste, meer neiging bezit tot dwepende, reine, onzinnelijke liefde, dan de man. "In tegenstelling met de mannen, zegt Stendhal, zijn nagenoeg alle vrouwen vatbaar voor dwepende liefde. Van den eersten roman af, dien het jonge meisje van vijftien jaar in het geheim leest, wacht zij in stilte op de komst van den liefdes-hartstocht, zonder zich in het minst bewust te zijn van het zinnelijk element harer verwachting. Alleen een groote hartstocht heeft waarde voor haar. Dit dwepend verlangen wordt nog sterker tegen het twintigste jaar, als zij de eerste teleurstellingen des levens heeft ondervonden, en nooit sterft dat liefdes-verlangen geheel weg uit haar ziel, terwijl de man op zijn dertigste jaar de liefde voor iets kinderachtigs, onmogelijks of belachelijks houdt."
Wat ten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 73
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.