denkers, geleerden, natuurkundigen, door allen die geestelijk hoog staan. De hooggestemde verstandsmensch ziet in de liefde evenveel schoonheid als de fijn besnaarde gevoelsmensch, en hun geestdrift stijgt tot dezelfde in het blauw zich verliezende hoogten. Doen wij slechts een greep in de aphorismen op de liefde in Mantegazza's Physiologie der Liefde.
Een der vele wonderen der liefde is, dat zij onbluschbaar is en door geven niet afneemt maar aangroeit. De liefde is een onleschbare dorst, een oceaan, dien niemand zou kunnen ledigen, want als de gloed der zon er een golf van doet opgaan in damp, voeren honderd stroomen duizend nieuwe golven aan.
De liefde tot rede te willen brengen is hopeloozer taak dan het kwadraat van den cirkel te willen vinden.
De Olympus der liefde telt meer helden en martelaren dan eenig Pantheon ter wereld en biedt meer heerlijkheden dan de paradijzen aller godsdiensten tezamen.
Ieder vindt juist zooveel liefde als hij verdient. Het lijden des harten te verzachten met den balsem der liefde is een der kuren, waarbij moeilijk valt te zeggen wie het meest te benijden is, de zieke of de arts.
De natuur heeft den man polygaam geschapen; het is de hooge roeping der vrouw hem monogaam te maken.
Wanneer een beleediging de liefde kan dooden, is dat een bewijs dat de eigenliefde sterker was dan de liefde.
Er is geen honger, dien het brood niet verzadigen kan, geen dorst, dien put of kelder niet in staat is te lesschen, en geen smaak, dien de kookkunst niet bij machte zou zijn te bevredigen. De liefde echter hongert en dorst zelfs bij een leven van liefde en wij sterven allen met een nog ongebruikt kapitaal van hartstocht, dat wij wellicht nalaten aan onze kinderen.
Voor menschen, mannen zoowel als vrouwen, die elkander teeder en innig liefhebben, hebben tijdelijke scheidingen versterkende en bederfwerende kracht. Maar ook alleen voor gevoelige en zuivere zielen. Voor mannen, die men met kunstgrepen verovert en voor vrouwen die voor geld verkrijgbaar zijn geldt slechts het spreekwoord: Uit het oog, uit het hart.
Voor de liefde bestaat er geen bezoedeling, geen vernedering en geen schande. Zij is een zoo machtig licht, dat zij alles in hemelschen luister doet stralen, zulk een warmtebron, dat zij alle ijs doet smelten, en zulk een zoetheid, dat zij alle bitterheid wegneemt.
Tenslotte bepalen noch de kuischheid, noch de deugd, noch de fatsoensbegrippen, noch de eischen der moraal de grenzen van het betamelijke en gepaste tusschen man en vrouw, maar die grenzen worden met vaste en zekere hand gesteld door de liefde.
Liefde is met geld niet te koopen. Liefde geeft zich om niet, kan niet gekocht worden. Wat men voor geld krijgt als liefde, is niets dan een nietswaardig, mislukt surrogaat.
Niets verlangen en alles erlangen is het heerlijke geheim der verheven liefde.
Alles zien met de oogen gesloten, niets zien met de oogen geopend, dat is een der dagelijksche wonderen der liefde.
Een uur beminnen is gelijk aan de liefde der dieren, een dag liefhebben is algemeen menschelijk, het gansche leven liefhebben is hemelsch, het gansche leven een enkel wezen liefhebben is goddelijk.
Liefde zoo opgevat wordt in de nieuwere literaturen veelvuldig aangeduid als Platonische liefde. Inderdaad vindt men in de dialogen van Plato sporen van een onderscheid, door den grooten philosoof van het Schoone gemaakt tusschen zinnelijke en onzinnelijke liefde, speciaal in den dialoog die den titel draagt Het Gastmaal. Op een feestmaal, waarmee de dichter Agathon zijn kort te voren in een dichterwedstrijd behaalde overwinning viert, besluiten de gasten om de beurt een lofrede te houden op Eros (= Amor). Phaedrus, Pausanias, Eryximachus, Aristophanes en Agathon voeren eerst het woord en beschouwen het onderwerp van verschillende kanten, elk naar zijn persoonlijke levensbeschouwing. De blijspeldichter Aristophanes bespot op zijn geniale wijze al deze beschouwingen evenals de gewone opvatting, als zou de liefde alleen een streven zijn naar zinnelijken lust. Tenslotte neemt Socrates, Plato's leermeester, het woord; deze prijst de bovennatuurlijke liefde als de levende en onsterfelijke wijsbegeerte, wier doel is de heerlijkheid aan te toonen van de deugd, als de eenige, de ware en onvergankelijke schoonheid. Dit dichterlijk stuk Platonische wijsbegeerte, van begin tot einde gehouden in den even krachtigen als dichterlijken stijl, die dezen denker der oudheid kenmerkt, is een heerlijk hooglied der liefde, waartoe alle Muzen het hare hebben bijgedragen, en waarin de auteur al de schatten zijner phantasie, zijner welsprekendheid en zijner stilistische schoonheden, rijkelijk gekruid met Attisch zout, over zijn lezers uitstort.
De liefde, als dichterlijk motief, is een goudmijn, die nimmer kan worden uitgeput. Zij is dan ook voor alle groote dichters het onderwerp, dat hen onweerstaanbaar aantrekt en waar zij de liefde bezingen, daar viert steeds hun genie de heerlijkste triumfen. Hoe grooter het dichtergenie, des te verhevener, idealer en romantischer hun opvatting van de liefde. Hun liefde is een oneindige wereld; zij is paradijs, hemel en hel tegelijk. En deze liefde ontdekken zij voornamelijk bij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.