koepel gekroond. Daar rusten, in eene
reliekkast van massief zilver, de overblijfselen van Sheik Ahmed Gunj
Boekeh, den biechtvader van Sultan Ahmed, en den hooggeëerden
beschermheilige van Sirkhej. Zijn graf is eene zeer druk bezochte
bedevaartsplaats voor al de Muzelmannen uit den omtrek; en twee
malen in het jaar is deze ruime binnenplaats opgevuld met pelgrims.
Voor dit monument staat eene kiosk, wier zestien slanke kolommen
negen koepels dragen: zeker een der fraaiste en sierlijkste gebouwen in
den eigenaardigen indo-muzelmanschen stijl.
Aan de linkerzijde van de binnenplaats geeft eene fraaie portiek den
toegang naar de graven der Ranis of koninginnen: ruime kamers, wier
gewelven door zware pilaren worden getorscht; de wit marmeren
graftomben staan in afzonderlijke kapellen, die door sierlijk bewerkte
steenen balustraden zijn afgesloten. De aanblik dezer ruime luchtige
vertrekken is inderdaad schoon en indrukwekkend; maar evenals bij
alle mohammedaansche graven, treft u ook hier de volstrekte
afwezigheid van iedere ernstige, tot droefheid of weemoed stemmende
gedachte. Groote vensters, met balkons versierd, laten het licht vrijelijk
binnenstroomen, en gunnen u tegelijk een blik op den schoonen vijver,
die zich aan den voet der moskee uitstrekt. Een breede trap, die naar
den vijver afdaalt, scheidt deze vertrekken van eene andere reeks nog
grooter en fraaier zalen, waar zich de tomben van een aantal sultans
bevinden, onder anderen van den beroemden Mahmoed Begarha.--De
andere zijde van de binnenplaats wordt geheel ingenomen door eene
groote moskee, die, naar men zegt, getrouw naar de beroemde moskee
van Mekka gevolgd is. Ik heb deze laatste nooit gezien, maar betwijfel
het toch zeer of er werkelijk veel overeenkomst bestaat tusschen het
groote arabische heiligdom en dit monument in indischen stijl.
De vijver, die tegenwoordig droog ligt, beslaat eene oppervlakte van
bijna eene mijl in het vierkant; ten tijde van Ahmed was deze vijver een
der wonderen van Indië. De eene zijde wordt geheel ingenomen door
de moskee en de daaraan grenzende gebouwen; aan de drie andere
zijden rijzen reusachtige trappen omhoog, weleer door prachtige
paleizen gekroond. Twee daarvan zijn nog in wezen: het paleis van
Ahmed en de harem. De hooge, met zuilenrij en en beeldwerk versierde
gevels schenken aan deze gebouwen een karakter van grootschheid, dat
men in de latere muzelmansche bouwgewrochten in Hindostan maar al
te zeer mist. Uit deze paleizen voerden onderaardsche tunnels naar den
oever van den grooten vijver. Aan een der hoeken is nog eene
monumentale sluis, waardoor het water van de Soebermoetti in het
wijde bekken gevoerd werd.
Ons tweede bezoek gold het grafmonument van Shâh Alloem, op twee
mijlen afstands van Ahmedabad, te midden van eene menigte tomben,
moskeeën, paleizen en tuinen. Het mausoleum zelf is met een hoogen
koepel gekroond, en bevat verschillende zalen; in eene daarvan staat de
porfieren graftombe van Shâh Alloem. Deze zaal is met inlegwerk van
parelmoer versierd; kleine openingen, met fijn gebeeldhouwd steenen
lofwerk gesloten, laten slechts een schemerachtig licht doordringen, dat
eene fantastische uitwerking doet. De aangrenzende groote moskee, een
langwerpig op zuilen rustend gebouw, verrijst op een hoog terras;
vanwaar men een prachtig vergezicht heeft. De beide minarets zijn nog
ongeschonden in wezen.
De omstreken van Ahmedabad zijn zoo rijk aan merkwaardigheden van
allerlei aard, dat het wel niet anders kan, of men gaat hier bijna
achteloos monumenten voorbij, die elders onmiddellijk uwe aandacht
trekken en uwe bewondering opwekken zouden. Datzelfde is het geval
te Delhi; maar daar hebben onderscheidene machtige volksstammen en
doorluchtige vorstengeslachten de sporen hunner heerschappij en
grootheid nagelaten; hier dagteekenen al deze kunstgewrochten en
verbazende scheppingen uit de betrekkelijk korte periode der regeering
van enkele vorsten in de vijftiende eeuw.
De engelsche stad ligt te Ahmedabad op ongeveer vier mijlen afstands
van de indische, waarmede zij door prachtige dreven en lanen van hoog
geboomte verbonden is. Zij ligt in eene ruime vlakte, en bestaat,
behalve uit de kazernen en andere militaire inrichtingen, uit een zeker
aantal bevallige villa's, te midden van sierlijke tuinen gelegen, en door
ongeveer een honderdtal Europeanen, beambten der kroon, bewoond.
In de onmiddellijke nabijheid staat het paleis van Shahi-Baugh, in 1625
gebouwd, op last van den onderkoning Sultan Kurrum, die er zijne
residentie wilde vestigen. Hij zette evenwel nooit een voet in het paleis,
omdat de groote poort in de buitenste omwalling niet hoog genoeg was
om den olifant door te laten, waarop de prins gewoonlijk reed. Nog
vóór dit gebrek kon worden verholpen, werd de onderkoning, door den
dood van zijn vader, geroepen om den keizerlijken troon te Delhi te
bestijgen, dien hij, onder den naam van Shâh-Jehan, gedurende vele
jaren, met roem bekleeden zou.
Eindelijk had ik, na lang bieden en loven, eene overeenkomst gesloten
met een kameeldrijver, die mij, voor honderd-tachtig roepyen, twee
dromedarissen en zeven kameelen zou bezorgen om de reis naar
Oodipoor te ondernemen. Ik voorzag mij van eene kleine, zeer lichte
tent, en verder van de noodige bedden, keukengereedschap
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.