Hildebrand gedood.
Hier eindigt de sage. De treurmare van de Nibelungen is in den volksmond het meest populaire heldenlied geworden.
Door deze sage wordt de historische ondergang der laatste Bourgondische koningen van Worms door alle eeuwen heen op dichterlijke wijze verheerlijkt.
Mainz
Heinrich Frauenlob
Hij was een waardig domheer in het oude Mainz, daarbij een zanger bij de genade Gods, die tallooze vrome hijmnen dichtte en toonzette, ter eere van de reinste aller vrouwen, doch tevens ook menige welluidene harptoon aan de wereldlijke liefde gewijd heeft. En daar hij in tegenstelling met vele dichters van zijn tijd in teedere vereering den naam "Frau" d.i. meesteres hooger schatte dan "Weib" wat slechts echtgenoote beteekent, heeft de nakomelingschap hem den naam "Frauenlob" geschonken en onder dezen is hij meer bekend, dan onder zijn werkelijken naam Heinrich von Weiszen.
Groot was de vereering, die de vrouwen van het gouden Mainz voor den zanger koesterden. Dit bleek gedurende zijn léven, maar meer nog bij zijn dood. Niet te beschrijven was de droefheid van het dankbare, zwakke geslacht, toen het bericht kwam, dat de lier van den geliefden minnezanger voor altijd verstomd was. Er werd besloten den doode een eer te bewijzen zooals nog nooit een dichter te beurt gevallen was. Onafzienbaar was de stoet, talrijk vooral de schaar van vrouwen, die in rouwkleeren het lijk begeleidden en voor zijn zieleheil baden. Acht van de schoonste vrouwen droegen zijn kist, die bedolven was onder welriekende bloemen. Uit teedere vrouwenmonden klonken aan het graf van den minnezanger de grafliederen en zachte vrouwenhanden goten op zijn rustplaats heerlijken Rijnwijn, die hem zoo dikwijls zijn prachtige liederen ingegeven had. Deze stille liefdegave moet zoo rijkelijk gevloeid hebben, dat de gangen der kerk er van overstroomden. Meer waarde echter dan deze gaven hadden de tranen, die op dien dag door vele schoone oogen om den dooden zanger vergoten werden.
Nog heden kan de reiziger in den ouden Mainzer Dom het gedenkteeken voor den grooten Dichter en Zanger zien. Een prachtige vrouwenfiguur van sneeuwwit warmer legt een krans neer op de kist van den zanger, die den lof der vrouw in onvergetelijke liederen bezongen heeft.
Bisschop Willigis
In het jaar Duizend ongeveer hadden de inwoners van Mainz een vromen kerkvoogd, Bisschop Willigis. Hij was de zoon van een wagenmaker, en alleen door ijzeren wilskracht en groote bekwaamheid was hij tot de waardigheid van eersten bisschop gestegen. De brave burgers van Mainz beminden en vereerden den edelen dienaar Gods zeer, de trotsche kanunniken en stijve patrici?rs daarentegen was het hoogst onaangenaam zich te buigen, voor iemand, die in de armoedige hut van een wagenmaker geboren was.
Ernstig, doch met zachtheid verweet de bisschop eenigen van hen, dat ze zich te veel op hun voorouders lieten voorstaan. Dat verdroot de hooghartige heeren, en eens op een nacht haalden zij een grap uit bij de vertrekken van hun geestelijken heer en teekenden met krijt op alle deuren reusachtige raderen.
Toen de bisschop 's morgens vroeg naar de mis in de Domkerk ging, zag hij het baldadige werk van de spotvogels. Zwijgend keek hij naar de raderen, doch zijn kapelaan, die naast hem stond, wachtte in angstige spanning te vergeefs op het losbreken van den toorn van de beleedigden kerkvorst. Integendeel op het gelaat van den bisschop vertoonde zich een vroolijke glimlach. Vervolgens gebood hij een schilder te toepen, en toen deze gekomen was, beval hij hem overal, waar de spotvogels de raderen geteekend hadden in een vuurrood veld, zichtbaar voor iedereen, witte raderen te schilderen en daaronden het spreukje:
"Willigis, Willigis! Denk, hoe laag je afkomst is!"
En zelfs nog verder is hij gegaan; de wagenmaker heeft hem een ploegrad moeten maken en dit heeft hij boven zijn legerstede laten ophangen; om steeds aan zijn afkomst herinnerd te worden.
Sedert dien dag hielden de spotters zich stil. De inwoners van Mainz echter hechtten zich met nog grootere liefde aan hun bisschop, die, niettegenstaande het hooge ambt, dat hij bekleedde, toch zoo eenvoudig bleef. En van dien tijd af voeren alle bisschoppen van Mainz de witte raderen in een rood veld in hun wapen.
Johannisberg
De Johannisberger
In 't heele Duitsche rijk en ver over zijn grenzen kent men hem, en onder de beste merken wordt hij geteld, als de koning aller Rijnwijnen. Alle vrienden van het Rijnsche druivensap kennen hem, maar weinigen genieten hem in zijn vorstelijke echtheid. Vorstelijk is hij, niet omdat een vorstenhand den sleutel van den Johannisberg bezit, maar omdat een vorstenhand hem in de gezegende "Rheingau" geplant heeft. En deze gekroonde schenker was niemand anders dan de groote Karel, de machtige beheerscher van het Frankenrijk.
Eens stond hij--'t was voorjaar--op het platform van zijn slot te Ingelheim en liet zijn blikken weiden over het wonderschoone landschap aan zijn voeten. Er was 's nachts sneeuw gevallen en een wit kleed bedekte de Rüdesheimer heuvels. Terwijl het oog van den keizer nadenkend op het witte landschap rustte, bemerkte hij,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.