Sagen van den Rijn | Page 5

Wilhelm Ruland
van zonde en berouw.

Een vreeselijk lied van schuld en straf! Geheel overeenstemmend met de toenmalige geest van het volk, beginnende als een liefelijke idylle en eindigende als een gruwelijk treurspel. Aan het hof van koning Gunther van Bourgondi? te Worms verschijnt, aangetrokken door de lieftalligheid van Kriemhilde, zuster des konings, een jonge held, Siegfried genaamd. Hij is ook een koningszoon. Zijn vader Siegmund regeert in Xanten "nieden by dem Rine"
Koning Gunther neemt den blonden held als leenman in zijn dienst. Als getrouw vazal verovert hij in den strijd, zonder medeweten des konings de trotsche koningin van het eiland Ysland als gemalin voor den vorst. Ter belooning daarvoor ontvangt hij Kriemhilde's hand. Grootmoedig schenkt hij Kriemhilde als bruidsgeschenk den Nibelungenschat, dien hij in jonge jaren in een overwinning op de zonen van den koning der Nibelungen en den bewaker van den schat Alberich als prijs behaald had. Louter vreugde heerscht aan het hof te Worms; echter niet bij allen. Behalve door Kriemhilde wordt Siegfried nog door een ander in 't geheim bemind. Dit is Brünhilde. Het geluk der bruid Kriemhilde doet de afgunst in haar binnenste ontwaken en zij heeft voor deze geen vriendelijk woord meer over. Aldus vervreemden de beide vrouwen van elkaar. Op zekeren dag uit zich Brünhildes jaloezie in scherpe bewoordingen. Toen weet Kriemhilde haar tong niet meer in bedwang te houden. In een heftige rede werpt zij haar schoonzuster voor de voeten, dat niet Brünhilde's echtgenoot Gunther, maar Siegfried destijds met haar den eersten huwelijksnacht doorgebracht heeft. Tot bewijs toont zij haar ring en gordel, die Siegfried in dien nacht de sterke Brünhilde ontnomen en Kriemhilde geschonken heeft. Opvliegend werpt zij Brünhilde een leelijken scheldnaam naar het hoofd en betwist haar het recht het eerst de kerk binnen te treden.
Weenend deelt Brünhilde den koning den haar aangedanen smaad mede. De beleedigde koning wordt vertoornd en diens vazal Hagen peinst er over hoe hij Siegfried in 't verderf kan storten. Voor 't oog doet hij of hij zijn meesteres wil wreken, doch de ware reden is het verkrijgen van den Nibelungenschat.
Bij een jachtpartij in het Odenwald werd Siegfried, toen hij zich bukte, om uit een bron te drinken door Hagen verraderlijk doorstoken. Men besloot, dat er rondgestrooid zou worden dat Siegfried alleen was gaan jagen en roovers hem overvallen hadden. Den volgenden dag reden de koningen met hun gevolg over den Rijn naar Worms terug.
Voor Kriemhilde's kamer liet Hagen 's nachts den doode neerleggen, 's Morgens vroeg, toen Kriemhilde zich gereedmaakte met haar vrouwen naar de mis te gaan, ontwaarde zij den dierbaren afgestorvene. Van veler lippen klonken jammerklachten. Kriemhilde wierp zich weenend op haar vermoorden echtgenoot "Wee mij", riep ze, "Je schild is niet door zwaarden doorstoken, gij werd door sluipmoordenaars gedood. Wist ik wie de dader was, ik bracht hem om."
Vol praal liet zij den koninklijken held op een baar leggen en beval, dat men een Gods gericht bij het lijk zou houden. Want er bestaat een groot wonder, dat ook thans nog geschiedt, n.l. dat de wonden van het slachtoffer opnieuw beginnen te bloeden, als de moordenaar het nadert. Alle vorsten en Bourgondische edelen passeerden dus Siegfrieds lijk, dat door de beeltenis van den gekruisigden Verlosser beschaduwd werd en zie: als de sombere Hagen zijn slachtoffer nadert, beginnen diens wonden opnieuw te bloeden. Ten aanschouwe der onthutste mannen en vrouwen beschuldigt Kriemhilde nu Hagen den sluipmoord op haar gemaal gepleegd te hebben.
Treurig was de boete, die op deze groote schuld volgde: de Nibelungenschat, die de voornaamste aanleiding tot de schandelijke daad geweest was, moest in den Rijn geworpen worden, ten einde in 't vervolg hebzucht en twist uit de harten der krijgers te verbannen. Maar Kriemhilde's oneindig groot verdriet was hiermede niet verdwenen, evenmin als haar drang naar wraak.
Na de begrafenis van den held noodigde koning Siegmund Kriemhilde uit naar den koningsburcht te Xanten te komen, doch te vergeefs. Gedurende dertien jaren bleef zij te Worms in de nabijheid van den innig geliefden doode, toen vertrok zij naar de abdij Lorch, die door haar moeder, de hertogin Ute gesticht was. Daarheen nam ze Siegfrieds lijk mede.
Toen daarop Etzel, het opperhoofd der Hunnen haar een huwelijksaanzoek deed, gaf zij den heiden haar jawoord. Niet uit liefde, doch door andere beweegredenen geleid. Zij trok met hem naar Hongarije. Daar liet zij Siegfrieds moordenaar door vele harer dienaren op listige wijze bij zich noodigen, ten einde hem in 't verderf te storten op een manier, die ons met afschuw vervult. Ook de medeplichtige koningen van Bourgondi?, sedert de schat tot hen gekomen was, Nibelungen genaamd, hebben in de Etzelburg onder de aanvallen der Hunnen hun ontrouw met den dood bekocht.
Zonder mededoogen liet Etzels gemalin haar geheele familie onthoofden. Den boosaardigen Hagen sloeg ze eigenhandig met Siegfrieds zwaard het hoofd af. Daarop werd de razende vrouw door den vertoornden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 58
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.