Sagen van den Rijn | Page 3

Wilhelm Ruland
Hans Winkelmann volbracht, hetgeen hij zich vermat te kunnen doen, het vonnis niet voltrokken zou worden.
Door de menigte aangegaapt, die gekomen was om het laatste kwartiertje van den beruchten strooper bij te wonen, stond Hans Winkelmann terzijde van het schavot en legde aan op den windwijzer van den toren, die in den herfstwind knarsend draaide.
Het eerste schot knalde en werd onder doodsche stilte des volks door de andere gevolgd.
Als uit ����n mond weerklonk de zegenroep na de drukkende stilte, boven in den windwijzer zag men de negen even kunstig gemaakt, alsof dit door de hand van een smid had plaats gehad.
Gelaten overhandigde de strooper den scherprechter de geliefde buks, en plechtig verkondigde de raad het opgewonden volk, dat de veroordeelde in vrijheid gesteld zou worden. Hem zelf werd, tegelijkertijd met zijn bevrijding de betrekking van schutterhoofdman over de vrije stad Frankfort aangeboden.
Toen schudde Hans Winkelmann zijn verwilderd hoofd en dankte voor zooveel eer. Zooals het zich betaamt, heeft hij zijn erkentelijkkeid betuigd voor den ontvangen bijval, en is toen, door de menigte heen het bosch in gegaan, dat hem tot zijn liefste verblijfplaats geworden was. Bij zich zelf legde hij de belofte af, dat de inwoners van Frankfort hem nooit weer betrappen zouden. En dat was ook zoo. De negen in den windwijzer kunt gij heden nog in den toren van de stadsvesting te Frankfort zien.

Wiesbaden
De duivelskuur aan de warme bron
Dat de oude Romeinen reeds de heilzame bronnen van Wiesbaden kenden, en hun geschiedschrijver Plinius ze reeds geroemd heeft, is door de geschiedenis bekend. In een vroolijk sprookje wordt verteld, dat de duivel in eigen persoon de kracht der bronnen bij zich zelf geprobeerd heeft. Nadat meester Urian, zoekende naar zielen, door de Papensteeg in het heilige Romeinsche rijk geslenterd had, rustte hij vermoeid van het loopen, in een herberg voor de poorten van Mainz uit. Hij voelde volstrekt geen genegenheid voor deze vrome stad, omdat in het register van de onderwereld geschreven stond, dat uit Mainz sedert jaar en dag geen ziel meer beneden aangekomen was. Het verdroot hem nog meer, dat eenigen van de drinkebroers zoo vermetel waren in overmoedige scherts den dommen duivel te bespotten, wiens zaken in de buurt van Mainz volstrekt niet bloeiden.
Terloops vroeg hij den waard, terwijl hij zijn puntbaardje opstreek, hoe het toch kwam, dat de menschen in en bij Mainz volstrekt niet aan sterven dachten. Een fijn glimlachje kwam op het gelaat van den waard, die den reiziger in den sjofelen tabberd mededeelde, dat de drinkebroers om de vurige kracht van het druivensap tegen te gaan en velerlei ziekten af te wenden een bijzonderen witten gloeiwijn dronken, die hen allemaal weer gezond en frisch maakte, zoodat magere Hein met de zeis, de neef van den duivel, op de vlucht gejaagd werd.
Toen spitste de gast de helsche ooren en wist tegelijkertijd, dat deze genezende wonderdrank uit den grond te Wiesbaden ontsprong en in groote hoeveelheid aan de warme bron verkrijgbaar was. Daar vervoegde zich den anderen morgen een vreemdeling in een sjofelen tabberd, die op klagenden toon vertelde, dat alle ziekten der menschheid zich in zijn ellendige beenderen genesteld hadden, slechts de bron te Wiesbaden zou hem kunnen behoeden voor dood en duivel, aldus had zijn gastheer in Mainz hem verzekerd. "God geve, dat dit wonderwater zegen voor u aan zal brengen, arme stakker," zeide de waard aan de warme bron medelijdend, en bemerkte tot zijn groote ontsteltenis, dat het gezicht met de puntbaard zich bij zijne woorden tot een duivelschen grijnslach vertrok.
Van oudsher bezaten de waarden heldere hoofden en waren op hun welzijn bedacht. De kastelein aan de warme bron te Wiesbaden maakte hierop geen uitzondering. Hij zag den wonderlijken kurgast lang zwijgend aan, klopte hem toen rustig op den schouder en zeide slechts: "Beste vriend, gij zijt de werkelijke duivel in eigen persoon."
En terwijl deze hem verbaasd aanstaarde, vervolgde hij meesmuilend: "Komaan, waar zoo velen zich gezond drinken, kan ook de duivel zijn portie krijgen. Als gij u verplicht zeven dagen achter elkaar tusschen twaalf en een uur vijftig glazen uit de Wiesbadensche bron te drinken, dan verzeker ik u, dat gij daarna van al uwe kwalen genezen zult worden. Onderbreekt gij echter de kuur, dan mag mijn ziel eens in het hemelrijk komen, terwijl gij dan alle rechten daarop verloren hebt."
Deze overeenkomst behaagde den duivel zeer, die dadelijk daarop inging en onmiddellijk den wonderbaarlijken witten wijn, die borrelend uit de aarde opsteeg, begon te proeven. Hij vond, dat de vijftig glazen wel wat te veel van het goede waren, maar hij overwon zijn tegenzin bij de gedachte aan de arme ziel, die de waard aan de warme bron hem zoo lichtvaardig beloofd had.
De duivel bracht geen rustigen nacht door en dronk den tweeden middag met nog meer tegenzin de bepaalde hoeveelheid Wiesbadener water, dat de waard van de bron hem
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 58
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.