Sagen van den Rijn | Page 9

Wilhelm Ruland
de schande
zou te groot geweest zijn, indien de dochter des keizers op haar
liefdetocht met den schrijver door den gebieder over milioenen
overvallen werd.
Een diepe zucht steeg uit zijn breede borst op. Hij trad achteruit in zijn
kamer en de kleine vlokken, die om de ruiten dwarrelden, zagen nog
lang zijn door smart verwrongen gelaat.
III.
Den volgenden morgen riep Karel de Groote de wijze raadsleden bijeen.
De oude getrouwen ontstelden bij zijn aanblik. Rimpels doorploegden
zijn voorhoofd en verdriet lag op zijn afgematte trekken te lezen.
Vooral Eginhard, die een voorgevoel had van wat er komen zou,
beschouwde zijn gebieder met schuwe blikken. Karel verhief zich en
sprak: "Wat verdient een koninklijke princes, die 's nachts een man in
haar vertrekken ontvangt?"
De raadsheeren keken elkaar sprakeloos aan. Eginhards gelaat werd
bleek als van een doode. De aanhangers des keizers zochten niet lang
naar den naam van deze vorstendochter.

Verlegen beraadslaagden zij een tijdlang, toen nam een van hen het
woord:
"Majesteit, voor misdrijven door de liefde begaan wordt de zwakke
vrouw nooit gestraft."
"En wat verdient een gunsteling des keizers, die 's nachts in de
vertrekken van een koninklijke princes sluipt?"
Met fonkelende oogen wendde de ijzeren Karel zich tot zijn secretaris.
Eginhard beefde eenigszins en zijn meisjesachtig gezicht werd nog
bleeker. Verloren! mompelde hij. Toen zeide hij, terwijl hij zich fier
oprichtte:
"Den dood, mijn Heer en Keizer!"
Karel de Groote beschouwde den jongeling met bewondering. Bij deze
zelfaanklacht en innig berouw smolt de toorn in zijn binnenste en
maakte plaats voor zachtere gevoelens. Eenige oogenblikken later gaf
de keizer den raadsleden hun afscheid. Eginhard wenkte hij, hem te
volgen.
Zwijgend ging Karel hem voor in zijn studeerkamer, daar werd de
tweede deur geopend en Emma, door haar vader geroepen, trad binnen.
Zij begreep dadelijk alles en met een doordringenden smartkreet viel zij
voor haar vader op de knieën.
"Genade, genade, vader! Wij beminden elkaar zoo innig!" En de groote
omfloersde oogen keken smeekend omhoog.
"Genade!" mompelde ook Eginhard en boog de knie.
De keizer bleef eerst zwijgen. Toen begon hij te spreken, eerst streng
en ernstig, doch geleidelijk, door het snikken van zijn innig geliefd
kind, werden zijn woorden zachter.
"Daar gij elkaar bemint--hij legde bijzonder den klemtoon op dit
woord--wil ik u niet scheiden. Een priester zal u vereenigen en voordat
de volgende morgen aanbreekt, zijt gij van hier vertrokken."
De deur sloot zich achter hem.
Door smart overweldigd, den inhoud van het gesprek slechts half
begrijpende, knielde het schoone meisje terneder. Een zachte stem deed
haar opschrikken. Teeder trok Eginhard haar aan zijn borst.
"Ween niet, geliefde," fluisterde hij, "door dat je vader, mijn gebieder
je van zich stiet, heeft hij ons voor eeuwig vereenigd."
Heviger vloeiden haar tranen.
"Kom," ging hij bewogen voort, "de liefde zal ons geleiden."

Den volgenden morgen verlieten twee jeugdige pelgrims het slot te
Ingelheim en begaven zich in de richting van Mainz.
IV.
Jaren zijn verstreken.
Karel de Groote heeft in Saksen overwinningen behaald en ook de
Romeinsche kroon verworven, zoodat zijn roem wijd en zijd
verkondigd werd, maar niettegenstaande dat is zijn haar vergrijsd en
zijn gelaat verouderd. Een aandoenlijk schoon beeld leefde sedert jaren
in zijn gedachten, en hij was niet bij machte dit te verbannen.
's Avonds wanneer de ondergaande zon in de marmeren zuilen van het
koninklijk slot weerspiegelden en haar laatste stralen hun gouden
schijnsel in het hooge vertrek van den beheerscher der Franken wierpen,
dan zagen zij hem dikwijls onbeweeglijk op zijn rijk gebeeldhouwden
stoel zitten, het diepdenkende hoofd in de handen verborgen.
De keizer was in treurig gepeins verzonken. Hij dacht aan vervlogen
dagen. In zijn verbeelding zag hij een jongen man, wiens zacht karakter
en meisjesachtig gelaat zeer afstak bij de schaar stoere krijgslieden.
Met welk een vuur had hij steeds de heerlijke heldenzangen
voorgedragen, alsook de roerende volksliederen, die de keizer zoo
ijverig verzamelde. Als hij dan voorgelezen had uit het grauwe
perkament, dat hij zelf met sierlijke letters geschreven had, dan was er
dikwijls een meisje met donkere oogen tegenwoordig geweest, de
lievelingsdochter van Karel den Grooten.
Tegen vaders knie aangevleid, luisterde zij naar de zachte stem van den
voorlezer en in haar helder oog blonk dikwijls een traan van ontroering.
V.
Jachtfanfares klonken door de eenzaamheid van het Odenwoud. Karel
de Groote en zijn getrouwen beoefenen het edele jachtvermaak. De
oude keizer, die overal vergetelheid zoekt heeft de speer ter hand
genomen om de herten van het woud te treffen.
Hij heeft zich van zijn begeleiders afgezonderd en vervolgt juist een
trotsch hert met zestienpuntig gewei. De zon staat reeds hoog aan den
hemel als het vervolgde dier de richting van den Main uitsnelt welks
water door de takken glinstert. Hij ontdekt den vloed, staat een
oogenblik onthutst stil, maar stort zich dan, door de nabijheid van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 59
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.