hoogen toren een
kunstige klok te doen plaatsen. Na lang zoeken werd een kunstenaar
gevonden, die aanbood een kunststuk te maken, zooals er nergens een
gevonden werd. De wijze raadsheeren waren daarover zeer voldaan en
de kunstenaar begon met het werk.
Maanden verstreken daarmede, maar toen het voltooid was, was
iedereen vol bewondering, die dan ook wel verdiend was, want de klok
was een kunststuk, zooals men er nog nooit een in het land gezien had.
Behalve de uren wees zij niet alleen de dagen en maanden aan, naar zij
bezat ook nog een aardbol, waaraan men den op en ondergang van de
zon kon zien en waarop de zons en maansverduisteringen zichtbaar
werden op het oogenblik, dat ze in de natuur plaats vonden. Elke
verandering wees Mercurius met zijn staf aan, en elk sterrenbeeld trad,
zoodra zijn loopbaan begon, te voorschijn. Even, voordat de klok sloeg,
verscheen de dood, en sloeg de volle uren aan, terwijl bij de kwartieren
en halve uren de gestalte van den verlosser te voorschijn trad, die hem
terug wees. Ten overvloede bevatte het kunstwerk nog een prachtig
klokkenspel, dat stichtelijke koraalliederen deed hooren.
Aldus was de heerlijke klok in de Munsterkerk te Straatsburg
vervaardigd. Nu echter wordt de overheid van Straatsburg, volgens de
overlevering van de volgende schandelijke vermetelheid aangeklaagd:
waren zij er aan den eenen kant trotsch op, de eenige stad te zijn, die
zulk een kunstwerk bezat, aan den anderen kant vreesden zij, dat de
kunstenaar ook een dergelijk werk in een andere stad kon uitvoeren. De
hardvochtige raadsheeren maakten daarom met vreugde gebruik van de
praatjes, die onder het volk in omloop waren, als zou zulk een werk
alleen door duivelsche kunsten gewrocht kunnen worden. Zij betichtten
den klokkenmaker, dat hij met den duivel in verbinding stond, lieten
hem gevangennemen en veroordeelden hem met onmenschelijke
wreedheid tot de berooving van het licht zijner oogen. Zonder klagen
verdroeg de ongelukkige kunstenaar zijn vreeselijk lot.
Voordat zij echter het vonnis voltrokken verzocht hij nog eenmaal bij
de klok toegelaten te worden, opdat hij haar nog regelen kon, hetgeen
later geen andere hand zou kunnen volbrengen. De wijze overheid, die
veel ophad met de onovertreffelijke klok, liet den kunstenaar boven
komen. Deze vijlde, zaagde, verstelde en regelde het een en ander en
werd toen weer in den toren gebracht, waar hij terstond van het licht
zijner oogen beroofd werd.
Nauwelijks echter was het vonnis voltrokken, of men bemerkte, dat het
werk van de Munsterklok stil stond. De kunstenaar had zelf het werk
vernietigd en zijn voorspelling, die hij in woede gedaan had, dat het
klokkenspel voor eeuwig stil zou staan, is tot nu toe uitgekomen. Tot
op heden vermocht niemand leven in het doode raderwerk te brengen,
en al versiert heden een even prachtig uurwerk de Domkerk, zoo toch is
het geen kunstenaar gelukt het raderwerk van de eerste Munsterklok,
dat nog steeds bewaard wordt, weer in werking te brengen.
Frankfort
De negen in den windwijzer
De inwoners van Frankfort hadden al lang jacht op een slimmen vogel
gemaakt. Eindelijk werd hij gearresteerd en zou nu opgehangen worden.
Hij heette Hans Winkelmann en was een strooper, die in het
jachtgebied der stad erger huishield, dan tien van zijns gelijken. De
overheid had hem medegedeeld, dat hij aan de galg zou sterven, omdat
hij een van de gerechtsdienaren, die hem vervolgden, doodgeschoten
had, en de beul wachtte reeds naast de cel van den armen zondaar, die
in den toren zijn laatste uurtje mismoedig tegemoet zag. Bij het
aanbreken van den dag trad een vrome pater bij den gevangene binnen
en hield een gemoedelijke toespraak. Hans, die volstrekt geen berouw
had, ontving hem zeer norsch, daar hij zich als vrijschutter van geen
kwaad bewust was, en er toch niets aan doen kon, dat zijn kogels het
hart getroffen hadden, waar hij alleen van plan was, zijn vervolger door
een onschuldig schot in het been, onschadelijk te maken.
De Capucijner pater wees hem op zijn onchristelijke verstoktheid en
bracht hem onder het oog, dat iedereen, tot zelfs het kleinste kind in
Frankfort wist, dat Hans Winkelmann een goddelooze strooper was, dat
is iemand, die zijn ziel aan den duivel beloofd heeft, die hem in ruil
daarvoor verzekerd heeft, dat al zijn kogels doodelijk treffen zouden.
Heftig kwam de eerlijke strooper tegen zulk een veronderstelling op, hij
had het aan zich zelf te danken, dat hij steeds trof, maar volstrekt niet
aan den Satan. Ook voor de rechters bood hij aan, elke gewenschte
proef van zijn schutterskunst af te leggen.
Eerst hoorde de pater hem met twijfel, maar later met overtuiging, aan.
"Welnu, geef mij als laatste gunstbewijs, mijn geweer en vergun mij,
drie maal drie keer op den knarsenden windwijzer boven op dezen
toren te schieten, en indien gij dan de negen daarin niet even kunstig
gemaakt ziet,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.