hij, met Gods hulp, zijne taak te zullen volbrengen. Op zijne
volgende reize, zoo sprak hij, zou hij ten noordoosten van de
Noordkaap omvaren, en aldus beproeven den doortocht te vinden.
Terwijl hij dus met hen sprak, kwam de bootsman van het andere
vaartuig bij hen aan boord, en bracht de tijding dat Claes Andriesz het
niet lang meer maken zou.--"Mij dunkt, hernam Barentsz, dat het met
mij ook niet lang meer duren zal." Na eene korte pooze sprak hij tot de
Veer: "Gerrit, geef mij wat te drinken." Toen hij gedronken had, sloeg
hij zijne oogen op de Veer: eene stuiptrekking overviel hem, en
plotseling blies hij den adem uit.
Geen wonder, dat zijn dood eene algemeene verslagenheid onder de
schepelingen teweegbracht. Barentsz was inderdaad de ziel, het
denkende hoofd de ware leider der gansche expeditie geweest; en deze
nederige, kloeke, vrome, trouwe man, met onwankelbare volharding op
zijn post blijvende tot het uiterste oogenblik, heeft het niet verdiend dat
zijn beeld in de schaduw is getreden voor dat van Heemskerck, wiens
heldhaftige dood misschien niet opweegt tegen de minder schitterende
toewijding en zelfverloochening van Barentsz.
Toch, hoe zwaar hen dit verlies van hun leidsman en gids, "op wien sy,
naest Godt, het meest betrouwden", ook treffen mocht, zetten zij den
tocht voort, tot zij eindelijk, ondanks alle bezwaren en moeilijkheden,
omstreeks half Augustus, de kust der Witte-zee bereikten. Hoe zij
aldaar, van russische schippers, bericht ontvingen omtrent Rijp; hoe
deze zelf straks tot hen kwam, hen van het noodige voorzag en aan
boord van zijn schip nam; hoe zij den 6den October te Amsterdam
aankwamen, en daar, in hunne opzienbarende kleederdracht van
vossevel, voor burgemeesteren werden geleid, om verslag van hunne
reize te doen:--dit alles is algemeen bekend.
De stoute onderneming had ten derden male gefaald, en werd nu niet
weder hervat. Reeds had eene hollandsche vloot, door amsterdamsche
kooplieden uitgerust, onder leiding van de gebroeders Houtman, den
bekenden weg om de kaap de Goede Hoop naar Indië ingeslagen, en
was in de Indische-zee verschenen. Weldra zou daar de eerste schakel
worden gelegd dier breede reeks van koloniën en nederzettingen,
waarmede de oud-nederlandsche republiek, in de dagen harer macht, de
wereld omspande, en waarvan de overblijfselen nog voor ons de
levende gedenkteekenen zijn van de groote daden onzer vaderen. Het
belang van den handel vorderde de gevaarlijke en onpraktische
poolreizen niet langer; en de tijd was nog niet gekomen, dat men zulke
expedities louter uit liefde tot de wetenschap zou ondernemen.
Bovendien: men mag het betwijfelen of dat motief voor onze vaderen
wel krachtig genoeg zou zijn geweest, om hen aan te sporen tot zoo
volhardende pogingen, als zij zich ten behoeve van hun handel hebben
getroost.
III.
Vóór de woning, waarin de ballingen zoo bitter lijden hadden
doorworsteld, werd verlaten, had Barentsz "te voren een cleyn cedelken
geschreven en in eene musketmate gedaen, ende 't selfde in den
schoorsteen opgehangen, daerinne verhaelt stont hoe wij uyt Hollant
daer gecomen waren, om te zeylen nae 't Coninckrijcke van China,
ende wat ons aldaer op 't lant bejegent was, ende alle ons wedervaren,
op avontuer offer yemant nae ons quame, dat die weten mocht wat ons
bejegent was ende hoe 't ons gegaen hadde, hoe wij ter noot het huys
gemaect ende daer thien maehden huys gehouden."
Op avontuur of er iemand na hen kwam! Maar er kwam niemand. Jaar
aan jaar spreidde de sombere poolnacht zijn sluier uit over de
onherbergzame wildernissen van Nowaja-Semlja--om het eiland bij zijn
waren naam te noemen; jaren en jaren achtereen zond de
onverbiddelijke winter zijne sneeuwstormen uit, en dekte de verlaten
woning met eene akelige doodswade: er kwam niemand, om het droef
verhaal hunner rampen, door Barentsz zelf te boek gesteld, te lezen. De
tocht der Hollanders en hunne overwintering op Nova-Zembla, in het
vaderland niet vergeten, was ook in de gewesten van het hooge noorden
in de herinnering blijven voortleven, en daar bijkans tot eene legende
geworden, eene dier vele wondervolle verhalen, die de eenzame
zwervers op deze schaars bezochte zeeën elkander mededeelen, als zij,
in de eindelooze nachtwake, samenscholen rond het knappende vuur.
Dat er ook nog andere, tastbare herinneringen van dit feit waren
overgebleven, wie vermoedde het?
En toch--het avontuur, door Barentsz voorzien, zou inderdaad plaats
grijpen. In het najaar van 1871 zwierf de noorweegsche gezagvoerder
Elling Carlsen, met zijn sloepschip Solid, van Hammerfest, ter
walrusvangst uitgevaren, langs de kusten van Nowaja-Semlja. Den
19den September bevond hij zich nabij de plaats, waar de Hollanders
den winter van 1596 op 1597 hadden doorgebracht. De booten werden
uitgezet; kapitein Carlsen ging aan land, waar een half ingestort huis
zijne aandacht getrokken had, en stond nu weldra op de plek, waar, na
het vertrek van Barentsz en zijne lotgenooten, alzoo sedert ruim
tweehonderd-vier-en-zeventig jaren, voor zoover wij weten, geen
menschelijk wezen den voet
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.