flesschen te vullen, eer dit
water troebel gemaakt wierd; en dit deed hy. Maar, toen hy daar mede
naar my te rug kwam, ontmoette hy den Colonel, die met zyn snaphaan
de fles in stukken sloeg, en aan twee mannen bevel gaf, om zig als
schildwachten by de put te plaatsen, willende het water voor zig zelven,
en voor zyne vrienden bewaren. Dewyl echter in zulk eene
omstandigheden de onderwerping ophield, bukten de beide
schildwachten in de put, met het hoofd naar beneden. Hun voorbeeld
wierd oogenblikkelyk door verscheidene andere soldaaten gevolgd, en
dit water veranderde wel dra in eene modderpoel, die tot niets meer
dienstig was. Na dat wy onze hangmatten aan boomen hadden
opgehangen, verdeelde men onder ons allen, zonder onderscheid, een
weinig van zekeren sterken drank, genaamd kill-devel; maar ik dronk
nimmer daar van, en liet myn aandeel voor mynen getrouwen QUACO.
De Colonel dit vernomen hebbende, liet hem het glas uit de handen
rukken, om het geen er in was, weder in de kruik te gieten, my
toevoegende: "dat vermits ik van dien drank niet dronk, ik 'er niet van
hebben moest." Ik was verontwaardigd over zyne ondankbaarheid; en
den zelfden avond een volle fles van dit zoort van drank gevonden
hebbende, gaf ik die aan mynen Neger.
Omtrent middernacht ontdekten wy, by toeval water. Onuitspreeklyk
verkwikkend was dit voor ons! het verdiende den voorrang boven den
besten wyn: ik zal nooit vergeeten, met welk genoegen ik 'er van dronk.
Ieder leschte zynen dorst naar wensch; en de Colonel liet toen een groot
vuur aanleggen, om zyne avond-maaltyd gereed te maken; maar hy
verbood, aan wien 't ook wezen mogt, dit insgelyks te doen. Hy stond
zelfs niet toe om een stok te snyden, en men was dus genoodzaakt het
gezouten ossen en varkensvleesch rauw te eeten. Myn aandeel aan een
zoort van wandelstokjen geregen hebbende, kroop ik zachtkens naar het
vuur van den Bevelhebber, om aldaar dit vleesch te braden; intusschen
maakte de Neger, die hem tot kok diende, my zeer spoedig willende
helpen, eenig gerucht, en deed hem ontwaaken; maar ik, om te beletten,
dat hy my niet zag, pakte my weg, na myn stuk vleesch in zyne ketel
geworpen te hebben.
Na verloop van eenige minuuten, wende hy voor, dat men in weêrwil
zyner beveelen hout gesneden had. Ik vernam dit, en vreezende dat hy
eenig geweld mogt aanrechten, begaf ik my zachtkens naar zyne
hangmat, en verzekerde hem, dat al het volk in diepen slaap was. Hy
veinsde my niet te herkennen, en my by de hairen nemende, gaf hy een
verschrikkelyken gil. Het gelukte my hem te ontsnappen, en my in
veiligheid te stellen; echter riep hy uit: "schiet op hem! schiet op hem!"
het welk onze geheele legerbende vermaakte. Mynen Neger gevonden
hebbende, liet ik hem dadelyk myn eeten haalen; hy ging in alleryl
derwaarts, en bragt my een stuk ossen-vleesch weêrom, het welk tien
maalen grooter was, dan het geen ik gegeven had; ik bewaarde het, en
had het genoegen, om 'er de ongelukkige slaven op te onthaalen: dus
eindigde deeze elendige dag.
Den 13den, kwamen wy weder aan de Wana-Kreek. Wy waren, door
zoo veel nutteloos lyden, onuitspreekelyk vermoeit.
Alhier onthaalde de Colonel zyne vrienden op myn rhum, en in myne
tegenwoordigheid, maar zonder my een enkelen droppel 'er van aan te
bieden. Ik vond op deeze zelfde plaats een brief, gedagteekend uit
Ceylon, in de Oost-Indiën: deeze was aan my gezonden, door één
myner naastbestaanden, den heer ARNOLDUS DE LY, Gouverneur
van Punta de Galo en Matury, die my nodigde om by hem te komen, en
my verzekerde, dat myn fortuin dan gemaakt zoude zyn. Myn kwaade
planeet gedoogde dit niet; ik oordeelde my zelven onëer aan te doen,
met in zoodanig tyds-gewricht den dienst te verlaten.
De Neger GAUSARIE kwam den 14den te rug, en verklaarde niets
gezien te hebben.
Den 15den, werd eenig krygsvolk, bestaande uit twee Capitains, twee
Lieutenants, en vyftig soldaaten, naar de Rivier Maroni afgezonden, om
aldaar den Capitain FREDERIK op te zoeken, die, aan het hoofd van
vyftig andere manschappen, den 20sten der laatst voorgaande maand
vertrokken was, en van wien men niet meer had hooren spreken, het
geen groote bekommering veröorzaakte.
De wachtpost van Vrydenburg, aan de Maroni, bestaat in een vierkant
stuk grond, bedekt met huizen van Latanus-boomen hout gebouwd,
waar van de bosschen van Guiana overvloeijen, en met goed paalwerk
omringd. 'Er is een wacht aan de buiten-kant, en aan de vier hoeken
vier schilderhuizen voor de schildwagten. Deeze post, door verscheide
stukken geschut verdedigd, is in het midden van een ledig plein gelegen
aan de oevers der Rivier, alwaar men ook een vlag ziet. Dezelve heeft
gemeenschap met de Fransche wachtpost aan de overzyde, en beide
leggen op een korten afstand van den mond der Maroni. Om daar van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.